
MSt
iSs!
ip^'-
\f
zuiclwaarls v;ui dil dorp, alwaar iietzelvc plaals maakt voor
puiabrokken vaii verkiezelde steciisoorten, iiainelijk, metamorplüsche
vonningcn, welke aldaar aanvangeri. Ongeveer balfweg
tusschen Paboaran eii Bandarsavi loopt liet päd längs den
noordelijken voet van een wand, „goertoeng Gebek" geheeten,
welke verscbeidene lionderd Yoet hoog is en gelieel en al uit
een dergeiijk conglomeraat bestaa t. Blokken ler diktevanBÜ voet,
ja, nog gi'ooteren, zijn van dezen wand naar beneden gestorl
en worden aan deszelfs voet verstrooid in bet rond gevonden.
De frisscbe kleuv van bet gesteente, zijne bardbeid en kaal niterlijk
zijn boogst opmerkenswaardige vevsebijnselen in zulk
een vocbtig, docb tevens beet klimaat als liier op Java beerscbt,
waar, nainelijk, alle vulkanische rotssoorten zoo spoedig aan
verweering onderbevig zijn en inet plantengroei worden overdekt.
3". Zuidwaarts en zuidwestwaarts op een grooten afstand
van dit oord, ontwaart men in de bedding der tji Kaso (distrikt
Djampang koelon) en der tji Soro-kloof,-—• welke de grensscbeiding
van bet zoo even genoemde distrikt inet dat van Djampang
tengab tiiimaakt, — ter plaatse waar zij door den weg
van Tangiar naar Tj adas nialang worden doorsneden, een vulkaniscb
massa-gesteente, waarmede wij den lezer op bladz. 35
en 34 reeds bekend bebben gemaakt. Het rijst liier en daar in
de gedaante eener rotskam uit den bodem opwaarts en loopt,
in verscbillende rigtingen, veelal dwars door de bedding der
beek, waardoor eene boekig-bobbelige 02:>pervlakte wordt geboren,
die liier onder bet water bedekt ligt, eiders boven deszelfs
Spiegel te voorscbijn treedt. Ter plaatse waar dit laatstgenielde
bet geval is, ontwaart men aan de oppervlakte van
bet meer basaltiscbe dan tracbietiscbe gesteente, eene menigte
witte en gele vlekken, welke gevormd worden door vast aan
betzelve klevende korsten van licbenes. Te dier plaatse is betzelve
bedekt door eene zeer uitgestrekte en dikkc, grove, zandige
of brekzieaebtig gevornide kalkbank, welke deels rcgtstreeks
op bet rnassa-gesteeiite rust, deels daarvan gesebeiden
is door middel van vulkanisch ¡mingesteente; dit laatste is bei
geval in deszelfs noordelijke gedeeltc. De wijze, waarop de
. nooi'delijke zoom der kalkbank dit conglomeraat tcndeelebei
t
171
dekt, wordt afgebeeld in J. III. Figuur 17. Oct is derlialve eerst
verder noordwaarts, op eenigen afstand van den zoom der
kalkbank, dat bet conglomeraat aan de oppervlakte ontbloot te
voorscbijn komt, terwijl daarentegen bet ganscbe terrein, dat
verder zuidwaarts gelegen is, te rekenen van de tji Raso in eene
Oüstelijke rigting tot aan de tji Boeni, over bare ganscbe uitgestrektbeid
uit kalkmergel bestaat.
Wanneer men zijn togt over den vroeger aangeduiden weg
van de bedding der beek af, aan de oostelijke zijde der tji
Kaso-kloof booger opwaarts, in eene oost-noordoostelijke rigting,
1|. minuut ver voortzet, dan bereikt men de grens van
den kalkmergel en komt men aan bij de tji Tjoeroek (de „Watervalbeek"),
ter plaatse waar zij beneden aan den weg, docb
in deszelfs onmiddelbjke nabijbeid, baren l^ten val beeft. Deze
beek stroomt van bet oosten naar bet westen door den vlakken
bodem der dalkloof, waarin A minuut booger opwaarts, in eene
oostelijke rigting van liier, bet dorp Tjadas malang ligt.
De zuidwaarts gekeerde wand van bet dal bestaat uit kalkmergel,
1) terwijl de bodem, benevens de regter-, d. i., noordelijke
dalwand, daarentegen wordt gevormd door bet grove,
vulkanische conglomeraat, waardoor de beek aanvankelijk
haar bed slechts ter diepte van 10 à 15 voet, docb verder benedenwaarts,
te rekenen van den waterval, ter diepte van
30 à 50 voet beeft uitgespoeld. Het conglomeraat bestaat uit
dergelijke grovc stukken, van dezelfde steensoort, welke wij in
de tji Soro en in de tji Kaso bebben leeren kennen: L. ii". 721
en 722; het voriiit hobbelige wanden, welke zwartachtig van
kletir zijn en liier cn daar witte vlekken vertoonen, ten gevolge
der daaraan vastbechtende licbenes.
Uitlioofde de bodem der kloof, waarover de beek liare wateren
voortstuwt, even liorizontaal is als de wanden, die liaar
ter zijde begrenzen, volkomen loodregt oprijzen, zoo levert de
kloof, welke de beek zieh in deze conglomeraat-massa beeft
•Í'
iTr
«I
TA
0 Kortlieidshalve, in tegenstelling van den digten, vasten kalksteen, zuUen wij
deze benaming goven aan de hierboven vermelde steensoort, lioewel zij, teu gevolge
van de ongelijkvormigheid harer bestanddeelen, in verschillonde sfereken, met even
veel juisthoid zandkalk, grofkalk, seholppuinbrekMe, ja, zelfs numraulitonkalk zou
genoemd mögen worden.
t -