
'""ir-il
278
eenc Zandsteeulaag, ter dikte van i voet; grijskleurigen
thon, voi verbrijzelde zeeschelpen: L. P. n". 422, welke laag
eene dikte heeft van voet en weldra uitwigt; eene
zwarte, bitumineuse ^thon-laag van voet dikte, waarin
fragmenten van zwarte, verkieselde boomstammen voorkomen,
welke ten deele omkorst zijn door een bekleedsel van
glanzende pikkool, ter dikte van voet: L, n®. 333; een
vlot glimmend zwarte kool, ter dikte van voet, dat
afgedeeld is in lamellen, ter dikte van een duim; zoodra zij
in aanraking komt niet de buitenluclxt, splijt zij geheel en
al in Vierkante stukken, die zieh steeds in nog kleinere teerlingen
la ten verdeelen: L, n». 330; vele gedeel ten der kolenbedding,
die regtstreeks grenzen aan den thon, iijn dof, en
op de breukvlakken bedekt met aluin: L. n». 331 ; hierop
volgt wederom eene zwartkleurige, bitumineuse, schilferige
thon-laag, welke eene dikte heeft van 2 voet: L. n». 332. De
3 benedenste lagen vormen derhalve eene zwartkleurige bank,
ter dikte van 5 voet, die slechts voor een gedeelte, namelijk ,
ter dikte van voet, uit zuivere kool bestaat. — 6". Afzonderlijke
nesten fossile kolen, voorkomende in de tji Djampe,
2 i paal zuidwaarts van het dorp Tjiringin, in het centrale
gedeele van het distrikt Tjidamar. Deze stukken kool liggen
ingesloten in een helder blaauwachtig grijzen, weeken zandsteen,
welke door verweering mergel- en thonachtig is geworden:
L. n". 791; zij bestaan uit platgedrukte fragmenten
van boomstammen en takken, ter lengte van 1 à 3, ter
ter breedte van 1 en ter dikte van | voet; nog duidelijk
laat zieh het houtachtige weefsel, waaraan nog hier en daar
stompen van takken zitten, henevens de voormalige schors
waarnemen, hoewel zij in eene zwarte, glimmende pikkool
zijn overgegaan : L. n". 34S. Zij bevatten eene groote hoeveelheid
ijzerkies, hetwelk aan de oppervlakte van sommige stukken
in groote, teerlingvormige kristallen wordt gevonden en
insgelijks in ruime mate voorkomt in de zandsteen- en thonlagen,
welke in deze Streek worden aangetroffen: L. n°. 792.
Op de scheidingsvlakken van vele dezer koolstukken vindt
men aluin, terwijl äderen en nesten fossile hars: L. n®. 344, in
en nabij dezelven in groote hoeveelheid woixlen gevonden. —
279
7°. in vele lagen van den blaauwachtig grijzen, kalkhoudenden
zandsteen: L, n<'. 873, 874, welke het hoofdbestanddeel
vormt van het gebergte, dat liet westelijke gedeelte van het
plateau van Bandong (Rongga) aan de zuidelijke zijde begrenst,
(goenoeng Lanang, Koeda, vergel. bladz. 109, enz.,)
worden nesten fossile kolen en retinit gevonden. 8". Oostwaarts
van het tji Kaengan-dal, in het distrikt Batoewangi,
in Soekapoera, worden aan de zuidelijke zijde van het dorp
Nangalea, wanneer men zijn togt' van daar in de rigting van
het noorden naar het zuiden voortzet, achtereenvolgens deze
nevenbeken aangetroflFen: tji Karang, Bongas en tji Redjeng.
Verder noordwaarts van daar ligt het hoofddorp Tjigintoeng.
In de beddingen dezer beken vindt men ontblootingen van
thon-lagen, welke deels zwart en bitumineus zijn, deels
uit zuiveren thon eener grijze of witte kleur bestaan; hierin
wordt eene glimmend zwarte pikkool, zoowel in den vorm van
nesten als van äderen, ter dikte van 1 ä 8 duim, aangetroffen,
welke zieh zeer gemakkelijk in Vierkante stukjes laat verdeelen;
daarenboven komt er insgelijks fossile hars in voor. De
dekkende bestaat uit eene kalkbank. Aan de westelijke zijde
van ditzelfde dal vindt men dünne lagen bladkolen en fragmenten
van plat gedrukte stammen, die ten deele verkieseld,
ten -deele in kool L. n». 346, overgegaan: en hier en daar met
aluin bedekt zijn; zij liggen in de bedding der nevenbeek tji
Boke, in een verweerden, aardachtigen zandsteen. 9». In
de nevenbeek tji Kalong aan de oostelijke zijde van het tji
Balo-dal in het distrikt Karang, regentschap Soekapoera, worden
dünne lagen bladkolen: L. n®. 334, gevonden, welke buitengewoon
ligt van gewigt en dof van kleur zijn en zieh in
zeer dünne schilfers laten splijten. — 10». De bergen, welke
de tji Beremin de bovenste helft van baren loop begrenzen,
namelijk, ten noorden van Tjoeroek negteg, in het distrikt
Karang, bestaan uit thon-lagen: L. n°. 1027, weeken zandsteen
en kalkmcrgel: L. n". 1028 en volg^- (zandigen kalk), welk
laatstgenoemd gesteente aldaar zeer dikke banken vormt; vergelijk
bladz. 116. In deze lagen worden talrijke vegetabile
overblijfselen aangetroffen, namelijk, jj/ai gedrukte fragmenten
van stammen en takken, die gezamenlijk in eene ligte, weinig