
I « ' , I
. I •
I Ml
280
glimmende of gelieel en matte pikkooi zijn overgegaan. L. n".
335. De pikkooi wordt in afzonderlijke, meer of min lensvormige
nesten aangetrofFen en laat zicli deels in dünne lagen
verdeelen, of berst in vierkante stukken, welke door mid-
(lel van dünne lagen vezelkalk (Gliaux cavboaatee übreuse)
van elkander zijn gesclieiden, en eene geringe mate van zamenhang
bezitten; deze vezelkalk vervult de afzonderingspleten
dezer kool. Op enkele plaatsen worden dünne lagen vederaluin:
L. n". 356, tixssclien hen aangetroffen. — 11°. Aan
de regier- (westelijke) zijde der tji Woelan, in de nabijbeid van
Soekapoera toea, wordt eene weeke, blaaiiwachtige tbon-laag:
L. no. 538 en 1064, aangetrofFen, welke eene zeer groote boeveelheid
plantaardige overblijfselen bevat, die ten deele eene
geringe mate van verandering bebben ondergaan, j a, ter naauwernood
eenigzins vermolmd zijn; ^ten gevolge biervan verkrijgt
deze laag al liet aanzien van eerst sedert körten tijd
te zijn gevormd en echter is zij bedekt met eene kalkbank: L.
no. 1065—1067, welke eene dikte heeft van meer dan bonderd
voet. Ontblootingen dezer beide lagen worden gevonden in de
bedding der tji Siroepan, welke van den regterdalwand naar
de boofdbeek tji Woelan beenstroomt, namelijk, in die Streek
alwaar, ten noord-noordoosten van de eerstgenoemde plaats,
bet dorp Tjipenda ligt; de weeke, taaije tbon, welke op enkele
plaatsen zwartacbtig, bitumineus is, scbijnt meer dan 100
voet dik te zijn. Overal vindt men er bladeren, takken,
plat gedrukte fragmenten van boomstammen in, waardoor
de tbon liier en daar een biaderig, scbilferig zamenstel verkrijgt.
Deze plantaardige overbbjfselen zijn tiee/e bruinacbtig
van kleur, slecbts balf vermolmd, ten deele ecbter in eene
giimmend zwarte pikkool'overgegaan, die betzij in kleine nesten
wordt aangetroifen , of in den vorm van dvinne äderen door
de tlion-laag loopt. Op gelijke wijze wordt er fossile liars: L.
n°. 344, tussclien de verscbillende deelen waargenomen en bespeurt
men, dat enkele verkoolde plantendeelen omgeven zijn
met vederaluin: n°. 339. Afzonderlijke vulkanische steenbrokken,
die de gedaante van kogels bebben en eene schelvorrnige
afzondering bezitten, komen op enkele plaatsen in de thonmassa
voor: zij zijn allen echter raeer of min verweerd en
281
slechts 1 a 2 voet groot. Men zou op het vermoeden geraken, op
enkele plaatsen alhier een vulkanischen, zwavelzuur bevattendenmodderstroom
vöör zieh te zien, die woudenheeft verwoest
en met zieh voort gesleurd, terwijl de oppervlakte des lands ,
waarop hij zieh uitgebreid had, weder beneden den Spiegel der
zee moet zijn gedaald, want op die wijze slechts is het mogelijk,
dat de meer dan honderd voet dikke kalkbank, die er \hans
op rust (door koralenbouw?), daarop kon afgezet worden.
— 12°. Nesten fossile kolen, diegeheel en al in teerlingvormige
stukken splijten en waarin zieh nog ten duidelijkste
het vezelachtige zamenstel van het hout laat waarnemen,
worden gevonden tusschen Soekapoera toea in Gedong
alang. — 13°. Aan den oever der tji Pinang, in de nabijheid
van het dorp Selogambe, benevens op versehillende andere
plaatsen in het bovengedeelte van het tji Tjolang-dal gelegen,
in het regentschap Koeningan, residentie Cheribon, wordt
eene geringe hoeveelheid pikzwarte, sterk glanzende kool:
L. n°. 340, 543, gevonden, welke, bij de minste aanraking, in
kleine vierkante stukjes splijt; zy komt voor in een bitumineusen,
brokkeligen, hgt verwrijfbaren zandsteen: L. n°. 1137,
1138. Hier ontwaart men haar in den vorm van dünne äderen,
ter dikte van 1 lijn a 1 duim, die door het gesteente loopen,
eiders vormt zij verstrooid liggende nesten, ter lengte van eenigevoeten,
doch wierbreedte slechts de helft en wier diktehoogstens
I- voet bedraagt. Gewoonlijk komt fossile hars: L. n°. 344,
te gelijk daarmede voor, hetzij in den vorm van knollen, nesten,
ofin dien van äderen, terdikte vanl ä 4 duim. Blaauwachtig
grijze, fijnkorrelige, weeke, kalk houdende zandsteenlagen,
die afwisselen met minder talrijk voorkomende
thon-lagen, wier kleur op die der eerstgenoemden gelijkt,
en welke 1 a 3 voet dik zijn, dit gesteente vormt alhier
het hoofdbestanddeel van het gebergte; de lagen door hetzelve
gevormd, loopen in de rigting van het westen naar het
oosten en hellen onder een hoek van 70 ä 75° naar liet noorden.^
Verder oostwaarts ligt de Streek, welke wij op bladz.
41, 73, en 83 bebben beschreven, alwaar de lagen volkomeu
loodregt staan. De afdrukselen van vruchten: L. n°. 550, waarvan
wij op bladz. 125 melding hebben gemaakt, -werden ge