
ifïïÈÊÊÊÊià
W I
8 f t f
•54
dan eiders het geval is, die — de hornblende-kristallen — menigwerf
hoopsgewijs bijeen worden gevonden; ook kwartskristallen, lioewel
zeldzamer, komen er in voor : L. no. ö96 ; hoe verder men
zieh van Pesawahan verwijdert in de rigting van het dorp Tjimas
girang, dat nur gaans ten ziiidwesten der eerstgenoerade
plaats ligt, des te meer en des te grootere kwartskristallen worden
er aangetroffen. Alhier stroomt de Tji-Mas , welke eene tamelijk
diepe dalkloof tot bedding heeft, in eene oostelijke rigting door
het vlak heuvelachtige , golfvormige hoogland , waarin geene enkele
steile, hoog rijzende bergtop wordt gevonden; een uur gaans
beneden het genoemde dorp vormt zij een waterval, — Tjoeroek-
Tjimas, — stroomt vervolgens voorbij het dorp Tjimas ilir en
ontlast zieh, nog f luir verder strooniafwaarts, in de Tji-Marindjoeng,
ter plaatse waar de zijwanden der kloof zijn zamengesteld
nit het puingesteente, dat wij op bladzijde 162 hebben beschreven.
De waterval ligt slechts 9 minuten gaans van het dorp Tjimas
ilir, dat men van Pesawahan binnen kan bereiken, indien men
den weg volgt, die regtstreeks derwaarts voert en in eene westzuidwestelijke
rigting voortloopt. Te rekenen van Tjimas girang
strekt zieh het porphier-gebergte, dat wij thans in oogenschouw
znllen nemen, nog veel verder naar het zuidwesten uit. Twintig
minuten gaans van daar ligt het dorp Bödjong gending, aan de
beek van gelijken naam, in welker bed allerwege porphier ontbloot
is; gaat men in dezelfde rigting nog een nur verder, dan
komt men in eene Streek, waar niet slechts vele groote porphier-kogels
aan de hellingen der heuvelen liggen, maar zelfs al de heuvelen
eene kogelvormige gedaante hebben en bereikt men eindelijk de
(beek) Tji-Marang inang, in welker bedding geen porphier meer
voorkomt, maar daarentegen donkerkleurige zandsteenlagen worden
gevonden, die onder een hoek van 50° naar het noord-noowloosten
hellen. Verder zuid- en zuidwestwaarts, naar den kant van
Tjiwaroe, heeft een iijne , harde, helder grijze zandsteen de overhand,
waarvan de lagen, en bij gevolg de oppervlakte der gansche
Streek, met zachte glooLJing naar de zuider kust dalen. Het porphier
gebergte heeft derhalve, te rekenen van Pesawahan, in eene
zuidwestelijke rigting eene breedte van uur gaans en zal in
eene dwarse rigting genomen , namelijk, van het noordwesten naar
het zuidoosten, waarsehijnlijk ongeveer half zoo breed zijn. In
het noordoosten grenst het aan de laag verkieselde blokken bij
Pesawahan en aan alle andere zijden aan steil opgehevene eonglomeraat,
zandsteen- en kleilagen, die gedeeltelijk zeer hard en
verkieseld zijn, gelijk onder anderen het geval is in de nabijheid
van Bôdjok (zie lager). Zoo ver het porphier-gebied reikt, wordt
grooter verschil waargenomen tussehen de hoogten en laagten —
tusschen berg- en dalvormen — dan in de verder zuidwaarts
liggende streken der vlotformatie, waar een meer golfvormig vlakke
bergvorm heerseht. — Laat ons thans het oog slaan op de centrale
streken van dit porphier-gebied, hetwelk de Tji-Mas in
eene westelijke rigting doorstroomt.
Van het bovenste tot aan het lager aan deze beek gelegene
dorp bestaat hare bedding bijna in hare gansche uitgestrektheid
uit een glad gespoelden rotsbodem,dien men gedeeltelijk droogvoets
kan begaan , uithoofde de beek slechts gedurende den tijd dat
Bandjer's afwaarts stroomen den ganschen bodem der dalkloof
beslaat, doch overigens slechts eene smalle strook in het midden
er van met hare wateren bedekt. In de onmiddellijke nabijheid
van het dorp Tjimas girang, doch iets verder dalafwaarts,
ziet men nog een gelijken trachiet als bij Pesawahan wordt gevonden,
in welks blaauwachtig grijs felsiet-deeg zeer vele, groote
hornblende-kristallen zigtbaar zijn; zet men zijne wandeling over
dezen rotsbodem voort, dan ontwaart men hier en daar enkele
kwarts-kristallen in het gesteente : L. n". 602. Hoe verder men
stroomafwaarts gaat, des le grooter is het aantal kwarts-kristallen,
dat men aantreft, zij worden grooter van stuk en komen digter
nevens elkander voor dan vroeger ; weldra wordt insgelijks
glimmer in de rotsmassa gevonden en heeft men eindelijk den waterval
bereikt, dan ontwaart men, dat het gesteente, waaruit de zieh
onafgebroken voortzettende rotsbodem bestaat,door slechts vanlieverlede
veranderende tusschenvormen in een uiterst schoonen porphier
overgaat: L. n^. 603, in welks blaauwachtig grijs felsiet-deeg'zeer
vele, digt nevens elkander liggende kristallen van hornblende (Vieris.
f!rc
1 '
' i
^Ipii
' 1
}
M
( 1