
» ' i I ;
! '
aclilige zandsleenlagen: L. no. 1355 en volgendcn, die verder
zuidwest- en zuidoostwaarls van deze Streek overstelpt en bedekt
zijn geworden door de uitweri)selen (lava-slroomen, puinformatien)
der Vulkanen G.-Praoe en Oengaran. Vergelijk bladzijde 210 en
345 der Ibi« afdeeling. De Kali-Gelas, welke op den G.-Oengaran
entspringt, slroomt längs een onderaardschen weg door een gedeelte
dezer bank en zet baren loop, van de plaals waar zij weder
te voorscbLjn komt, verder voort over den bodem eener enge,
diepe, aller schilderachtigste kloof, in wier zijwanden de mondingen
van verscheidene holen nitkomen. De kalksteen is witachtig
geel, digt en hard. (Wat betreft de grenzen dezer bank en den
loop der beek, deze zie de lezer na op de kaart.)
4 3 . Groot kalkgebergte G.-Toenggoengan ten zuiden
v a n Menoreb, benevens den G.-Kelir, op welks kam zieh
punlige, torenvormige rotsen verheffen. Het bevat vele holen en
ligt op die grenzen der residentien Bagelen, Kadoe en Jogjakerta.
4 4 . Goenoeng-Ganiping, ten westen van Jogjakerta.
Toren- en teerlingvormige kalksteenrotsen verheffen zieh, als overblijfselen
eener verbrijzelde bank, geheel afzonderlijk uitdevlakte,
welke tot aan den noordelijken voet der rotsen door den G.-Merapi
met vulkanisch zand is overstelpt. Aan de zuidzijde slrekken zieh
läge heuvelen uit, bestaande uit helderkleurige raergel- en weeke
zandsteensoorten :L.no. 1349; ter plaatse waar deze lagen onder den
vulkanischen bodem duiken, namelijk, aan baren noordelijken
rand, rust de kalkbank er op, welker gesteente digt, hard en
witachtig geel is : L. n". 1547. Eene afbeelding dezer rotsmassa's
wordt gevonden op de plaat, die tot opschrift heeft «Goenoeng-
Gamping», waarvan de beschrijving op bladzijde 534 en volgenden
der l^te afdeeling is medegedeeld. (Distrikt en residentie
Jogjakerta.)
45. Goenoeng-Sewoe in de zuidelijke helft van hei
Z u i d e r g e b e r g t e (G.-Kidoel) van Jogjakerta, zuid- tot zuidoostwaarts
van deze hoofdplaats. Deze is de groolsle, dikste^en
merkwaardigsle kalkbank op gansch Java. De kalksteen is digt,
klinkend hard en witachtig van kleur : L. n°. 1565. De zuidzijde
der bank daalt in zee met een 100 ä 300 voet hoogen, loodregten
muur, die van de monding der Kali-Opak reikt tot voorbij deSadengbaai,
in de nabijheid van Patjitan.en minstens 8 geographische
mijlen lang is. Het oostelijke gedeelte der bank, dat het groolsle
is, waarvan de breedte in de rigting van het zuiden naar het
noorden tot 4 geographische mijlen klimt, is aan de oppervlakte
in gindsche tallooze, halfkogelvormige heuvelen afgezonderd, waaraan
zoo te regt de benaming van G.-Sewoe, datis, duizendbergen
wordt gegeven. Dil kalkgebergte, waarvan de vorm en grenzen
op mijne kaart van Java naauwkeurig kunnen worden gevonden
is reeds vroeger in dit werk beschreven op de volgende plaatsen •
I^te afdeeling bladzijde 2 6 2 - 2 7 6 , hiertoe behoorl de plaat, voorstellende
de .<Zuider kust ten oosten van Rongkop», waarop een
gedeelte van den kustmuur is afgebeeld; bladzijde 542—344 derzellde
afdeeling, waarbij gevoegd is de plaat, voorstellende een
gezigt op eenige heuvelen in het binnensle gedeelte des G.-Sewoem
de Ilde afdeeling, bladzijde 575-57ä met eene geologische'
doorsnede van het zuidergebergte en hier vroeger, in de Illde afdeeling,
op bladzijde 61.
A«. Kalkbank tusschen Poenoe en Kakap, aan de zuidzijde
van het Wonogiri-dal, op den weg van Patjitan naar Solo
(Soerakerta, Soekowali, Wiroko.) De oppervlakte dezer bank rijst
gelijk die der vorige, gedeeltelijk in geisoleerde heuvelen - duizendbergen
— opwaarls.
T a l r i j k e kalkbanken in het laagsgewijze gebergte, dat
eene regtstreeksche voorlzetting is van het Zuidergebergte van
Jogjakerta en Solo (n«. 45 en 46) en zieh van hier, van Patjitan, ver
naar het oosten tot aan den zuidelijken voet des G.-Semeroe uitslrekt
en een breeden neptunischen zoom vormt tusschen de zuider
kust en de Vulkanen van het binnenland. (Dit gebergte is door mii
niet onderzocht.)
Te rekenen van den ooslelijken voet der bergen G-Merbaboe
en Oengaran reikt een laag, doch zeer uitgeslrekt neptumsch
geborgte tot aan de oostkust van Java „abij Soerabaja, dat
zieh van daar nog verder voortzet over het eiland Madoera. Het
vormt eene zeer breede verschillend gevormde, door vlakke dalgronden
afgebrokene bergstrook tusschen de noorder kust en de
I i
r '
I
•