
I (lili
138
mciigd met Aslraea, Madrepora-soorteii cu andere uog oiibestemde
koralen; in vereeuiging met deze laatsten vonuen zij
cene zeer dikke kalkbank aau de westelijke zijde vau het Tji
woelan-dal; zie V. Aan de oppervlakte dezer bank stekea de
minder verweerbare polypenstokken uit, op de wijze van iiguren
in verheven beeidwerk. (Ook bij tji Rao, zie ()., komt 461
voor.) — 2". Sarcinula 462 en Sarcinula 473: overeenkomende
met de perforata Lm., wordt in vereeniging gevonden met
Agarieia Jobata Goldf. 468: Goldf. pl. 12, fig. 11, benevens Favosites
(Columnaria) 469 in de kalkbank bij Lio tjitjangkang
(P.) aan de zuidwestelijke zijde van liet plateau van Bandong;
tevens treft men alliier aan Balanus-soorten, Lucina concentrica,
Arca diluvii, versclieidene soorten van zoetwaterscbelpen,
eene Fungia, waarscliijnlijk de patellaris Lm., benevens nog
vele andere zeeschelpen en koralen, die vroeger, onder P., zijn
opgeteld geworden. De Sarcinula 473 wordt nog op eene andere
plaats gevonden, namelijk, in de kalkbanken oostwaarts van
Z. (Meningténg.) — 3®. Favosites 470, Favositesalveolata Goldf.
(pl. 24, iig. 7) 471 en Favosites 472 worden, benevens Calamopora
467, in vereeniging gevonden met TrocbusmitratusDesh.,
Turritella, Pecten en Cardium-soorten in den witten, liarden
kalksteen bij N., namelijk, in de banken, die het plateau van
Bandong aan westelijke zijde omzoomen en die in de nabijheid
van het poststation Tjisitoe, meerendeels in de gedaante van
torens, verscheidene honderd voet hoog boven den beganen
grond oprijzen. •— 4". Calamopora 467: overeenkomstig de
spongites Goldf. pl. 28, fig. 2 kenmerkt bijzonder den digten,
harden kalksteen, waaruit de 50 à 100 voet dikke banken in
de nabijheid van Kalipoetjang en aan het oostelijke uiteinde
van het eiland Noesa kambangan gevormd zijn. (Deze soort
wordt insgelijks aangetroifen in den kalk van N ; zie vroeger).
Op de eerstgenoemde plaats vindt men te vens Voluta, Strombus,
Maeandrina-soorten en tot heden.onbestemde Univalven; zie
vroeger onder W, terwijl in het laatstgenoemde oord tevens
Serpula-soorten en nog niet bestemde Univalven worden gevonden;
zie X. —• Wijders wordt deze Calamopora aangetroifen
bij U., en wel vermengd met Gardium, Arca-soorten, Fungia
patellaris en anderen; deze alien komen voor in een en dejizelf-
139
den blok kalksteen, welke bijna geheel en al uit organische
overblijfselen is zaämgebakken:426en die ter genoemde plaatse
tevens in een geheel verkiezelden toestand, als kwarts, wordt
aangetroifen, waarin dezelfde soorten fossile overblijfselen gaaf
en bestembaar zijn bewaard gehleven: 427. Zie U en vergelijk
daarmede L. no. 1063 a en b (grootere exemplaren van datzelfde
rotsgesteente.)
Uithoofde deze tot 4 verschillende geslachten behoorende
koraalsoorten, volgens de tot heden verkregene ervaring, nergens
eiders dan in veel oudere, ja, meerendeels slechts in de
oudste gebergten worden aangetroifen, dewijl zij op Java echter
niet alleen in eene en dezelfde kalksteenbank, maar zelfs in
een en hetzelfde stuk der verzameling zijn gevonden, in vereeniging
met dergelijke fossile overblijfselen, die bekend zijn
als tebehooren tot de nieuwe, tertiaii'e formatien, of gelijk Area
diluvii, tot die soorten, welke thans nog leven, zoo heeft Dr.
j. A. HERKLOTS hierin aanleiding gevonden om dezelven aan een
lierhaald onderzoek en eene nieuwe vergelijking te onderwerpen;
het resultaat, hierdoor verkregen, heeft slechts gestrekt
tot bevestiging van de juistheid der vroeger gemaakte bestemming.
Ik heb derhalve niet geaarzeld, op grond van het onderzoek
door den Heer herklot s in het werk gesteld, hethierboven
vermelde resultaat mede te deelen.
Het schijnt, dat het vermoeden van den schrijver der „Lethaea,"
hetwelk hij uitdrukte in de woorden aan het hoofd
van dit kapittel als motto gesteld, op Java is bewaarheid geworden.
Wij zien ons uit dien hoofde gedrongen de mogelijkheid
te erkennen van het aantreifen van dergelijke soorten en
geslachten, vooral van schaaldieren en koralen, tusschen de
keerkringen, — in welke hemelstreek Java ligt,'—die in een
kouder klimaat reeds vöör lang waren uitgestorven, doch
welke in de eerstgenoemde, wärmere streken nog in de tertiaii-e
periode leefden en tijdgenooten zijn der Area diluvii.
Niettegenstaande deze afwijking nopens het aantreifen van
een aantal koralen, blijven wij, voorloopig althans, steeds bij
het gevoelen, hetwelk wij vroeger hebben te kennen gegeven,
namelijk: dat het laagsgewijs gevormde gebergte van Java een
lerliair gebergte is.
Üi
• :1|