
hooger aaiideii wand kernt, zoodat de hoogstelagenbestaauuit
zuiveren mergel, zonder eenig ingemengd vreeiiid gesteente.
5". Dergelijke vevschijnselen worden insgelijks waargenomen
in meer oostwaarts liggende streken aan de wanden der tji
Damar-kJoof, zoomede in de kloven der beken (tji) Djengkol
en (tji) Mei-agan, welke in de eerstgenoemde uitwateren; de ingebakken
steenbrokken rijzen in den vorm van bulten in de
beddingen op en zijn meerendeels scherplioekig.
6". Ook in Soekapoera tot in de nabijbeid van Tjilaoetoron,
is liet een zeer algemeen verscliijnsel vulkanische puinbrokken
in de liclitkleurige zandsteen- en mergel-lagen aan te ti'eli'en;
dit is onder anderen liet geval in die streken, waarin de vroeger
genoemde rotsen batoe Tjitawon en anderen zijn gelegen. Veelal
worden de puinbrokken verstrooid in de lagen gevonden;
hier en daar liggen zij echter tot nesten opeengehoopt, ten gevolge
waarvan de lagen te dier plaatse worden herschapen in
een grof conglomeraat.
70. In het tji Longan-dal, tusschen Salatjaoe en Dedel, het
hoofddorp van het distrikt Tradjoe in Soekapoera, neemt men
onder anderen ten ziiidoosten, doch in de nabijheid van Dedel,
een dergelijk verscliijnsel waar; men ziet aldaar in eene kalkmergel
bank vulkanische puinbrokken ingebakken, waaronder
sommigen worden gevonden, die eene grootte van 10 voet bereiken.
S». Wanneer men den weg volgt, die door het Zuid-Serajoegebergte
van Keboemen naar Wonosobo voert, komt men, in
de ZOO even opgegevene rigting noord-noordoostwaarts gaande,
door de dorpen liedong sindoel, Pesoeli in het distrikt Premboeng,
Tangkalar in het disti'ikt Kali wiro, en anderen. Heinde
en verre bestaat het voornaamste bestanddeel van dit gebergte
iiit zeer fijnen zandmergel en uit thon-lagen, welke eene in' t
oog loopende witte, zelfs krijt- of melkwitte kleur liebben: L.
no. 1249. In deze witte mergel-soorten ziet men op tallooze
plaatsen vulkanische puinbrokken ingebakken, die nu eens
afzonderlijk daarin voorkomen, eiders weder tot nesten opeengehoopt
liggen. Hier en daar steken deze nesten, die door het
water niet zoo ligtelijk konden vernield. worden als de zandige
ihon, bultvormig 10 a 25 voet, ja, nog hoöger boven de witte
195
vlakte uit. Dit is, bij voorbeeld, het geval noordoostwaarls, doch
in de nabijheid van het dorp Kedong sindoel: L. n». 1267, alwaar
men zoowel poreuze als digte steensoorten van zwartaclitige,
roodachtige en heldergrijze kleur zaamgebakken ziet.
Het feit, waarop wij den lezer zoo even opmerkzaam maakten,
namelijk, dat afzonderlijke vulkanische, veelal traehietische
puinbrokken bijn a allerwege op Java in andere gesteentelagen
ingehieed worden aangetroffen, is van niet weinig gewigt
ter verklaring van een ander verschijnsel. In de meeste
streken van Java ontwaart men, zelfs midden in het tertiaire
gebied, verre van alle Vulkanen verwijderd, dat de beddingen
van bijna alle beken, zelfs van de allerkleinsten, metvulkanische
rolsteenen van ver schillenden aard bedekt zijn. Op deze beddingen
van thon- en kalkmergel, waarop zij verstrooid voorkomen,
schijnen zij als het wäre een vreemdsoortig gesteente,
hetgeen vooral het geval is, wanneer men dezelven op hooglanden
aantreft, die, even als het plateau van Rantja, van rondoni
door veel lager liggende streken zijn omringd, of, gelijk
de Djampang-distrikten en het Zuider-gebergte van Jogjakérta,
naar de zijde der vulkanen in een steilen breukrand eindigen.
Aanvankelijk schijnt het onverklaarbaar op welke wijze deze
vulkanische rolsteenen aldaar zijn gekomen. Het zij a echter Jjlootelijk
de steenbrokken, welke ingebakken in diezelfde mergel- en
zandsteenlagen aanwezig waren, door welke de beek hare bedding
heef t gegraven en welke door de werking van het water uit
de massa losgespoeld en tot rolsteenen afgerond zijn geworden.
Wanneer eenige der onder I aangeroerde feiten nog niet
allen twijfel hebben weggenonien, dat, namelijk, de vroeger
beschrevene conglomeraat-banken deelen van het laagsgewijs gevormde,
tertiaire gebergte uitmaken, dan zal zulks op de onwedersprekelijkste
wijze blijken uit het bestaan der kalkbanken,
die op eenige dier genoemde batiken rüsten, gelijk mede uit
de voorbeelden, door ons onder II en III aangehaald.
Naar ons oordeel is thans op eene voldoende wijze aangetoond,
in welk eene hooge mate grove vulkanische puinbrokken
hebben bijgedragen tot de zamenstelling van het neptunische
gebergte op Java. De zoo gewigtige vraag: van waar deze
puinbrokken oorspronkelijk zijn , Avordt reeds opgelost door de
-f
•M