
218
beschrijven, vormen de kiezelachtige puinbrokken lagen, welke
eene uitgestrektheid van verscheidene niijlen bedekken; zij
worden voornamelijk aangetroffen in dalbodems, die, wat
betreft het voorbeeld onder n». 3 aangevoerd, ten duidelijkste
rüsten op de afgebrokene koppen van de steil hellende lagen
der tertiaire formatie, waarop de eerstgemelden in eene horizontale
rigting uitgebreid zijn geworden. Deze kiezelachtige
puinbrokken bevinden zieh derhalve niet op de plaats, waar zij
oorspronkehjk werden gevormd, maar op eene secundaire ligplaats.
Op grond hiervan zou men dezelven mögen beschouwen
als te behooren tot de |)OSitertiaire vormingen. Zie lager
,het IF^ gedeelte dezer afdeeling. Uithoofde zij echter in het
tegenwoordige tijdperk niet meer worden afgezet, nergens
eenig spoor van het materiaal, waaruit zij zijn gevormd, gevonden
wordt in de onverbrijzelde, vaste gesteente-massa der
bergstreken, waarvan zij de dalbodems bedekken, zoo zijn zij
door ons tot de tertiaire formatie gebragt geworden; wij beschouwen
dezelven, ten opzigte van de Streek alwaar zij voorkomen,
als het jongste lid der formatie. Niet slechts de vorming
dezer steensoort, maar insgelijks het verbrijzelen dier
rotsen, het ontstaan der puinbrokken en het afzetten er van, op
hunne tegenwoordige ligplaats, hebben plaats gegrepen in een
tertiair tgdperk, dat het historische tijdperk lang is voorafgegaan,
want het oord waar eene dier lagen wordt gevonden, vermeld
onder n". 1, is eene bergstreek ter hoogte van 2,000 voet,
van rondsom door heuvelen omringd.
Wij zullen hier een aantal feiten aanhalen, welke eenig licht
verspreiden omtrent den oorsprong dezer puinbrokken. Wel
is waar, de kleine gangen en äderen van kwarts, chalcedoon,
jaspis, — allen metamorpbische vormingen, zie kapittel 11,—
welke hier en daar in het neptunische gebergte van Java worden
aangetroffen, zouden niet voldoende zijn om ook slechts
een gering gedeelte diergrootepiiinlagenuittemaken, al waren
zij zelfs allen tot één geheel vereenigd; maar er worden op
Java twee gebergten gevonden, welke in het kapittel, waarin
over de metamorphische steensoorten wordt gehandeld; zullen
beschreven worden, die meer dan voldoende in staal
geacht kui men 'Worden om de bouwstoffen toi het daarstelleii
i •
i Hi
'l'Slf i
219
van dergehjke puinlagen te leveren; deze zijn, namelijk, ten
eerste: de goenoeng Liman, m ßantam, welke 1,180 voet
boven den dalbodem oprijst en uit compact kwarts bestaat,
en ien tweede: de jaspis- en hoornsteen-gebergten g. Sitengol en
g. Midangan aan de noordelijke zijde van het Look-oelo-dal, in
ßagöl^n. Beide gebergten bestaan uit zelfstandigheden, welke
van nahij overeenkomen met die der puinbrokken. Rotssoorten,
welke geheel en al gelijk zijn aan die der puinbrokken, die later
door ons zullen beschreven worden, ten deelebestaandeuit
concentriek gevormde bandagaten, terwijl in anderen metaalkies
van verschillende soort en in groote hoeveelheid vermengd
voorkomt, — dergelijke rotssoorten heb ik nergens op
Java in den vorm eener compacte, onverbrijzelde bergmassa
mögen aantreffen. Hierdoor wordt echter alle waarschijnlijkheid
aan het vermoeden niet ontnomen, dat deze kwartspuinbrokken,
in hunnen oorspronkelijken toestand, zeer dikke
gangen of lagen eener metamorphische kiezelvorming in het
tertiaire gebergte daarstelden, die, bij het opstijgen vannieuwe
eruptie-gesteenten, werden verbrijzeld, als een wrijvings-conglomeraat
aan de oppervlakte te voorschijn kwamen en vervolgens
door de werking van watervloeden op den bodem der dalen
werden uitgebreid. Dat zij tot die steensoorten behooren, welker
oorspronkelijke hoedanigheid is veranderd, dat zij tot de
metamorphische vormingen gerekend moeten worden, zullen
wij later aantoonen, dewijl velen, niettegenstaande zij uit de
hardste vuursteen- of agaatmassa zijn zamengesteld, eene zeer
dmdehjke koraal-structimr bezitten, terwijl anderen slechts half
verkiezeld zijn en de wederhelft nog uit snijdbaren kalkmergel
bestaat. t
<•1
4 i
Iil
' "LI
-i
i«. Laag van kioartspuinhrokken in de nahij Heid van Pesawahan.
In het hoogland van Djampang koelon, ongeveer in het middengedeelte
van de hooger liggende, noordehjke helft van het
distrikt, hgt het oord Pesawahan. De afstand van daar tot aan
den zuidoostelijken oever der Wijnkoopsbaai, d. i., tot aan de
noordelijke helft van denzelven, bedraagt in de rigting van het
Westen naar het oosten ongeveer 8 minuten. De bergmassa's,
i- P