
claarvan liield hij de dwarsbreiik der kolenlagen voor hare
oppervlakte, en deed dezelven voorkomen als nesten, wier
uitgebreidlieid niet grooter was dan die liunner ontbloote
koppeii; de Sterke helling der gezamenJijke lagen in de rigting
van het noorden werd door liem geheel en al voorbij
gezien. (Ilet kwani mij noodzakelijk voor deze opmerkingen
alhier mede te deelen, ten einde daarnaar de verscbillende
beschouwingen van Horner en van mij omtrent dit punt te
knnnen beoordeelen.)
AI de volgende kolenvlotten zijn het eerst, en wel sedert
1846, door mij ontdekt geworden.
I I I . DRIE EN TWINTIG KOLENVLOTTEN, GELEGEN AAN DE HELLINGEN
VAN HET TJI SIKI-DAL, in de nabijlieid van de zuider kust, ter
plaatse waar de rivier nit het gebergte treedt, en ä 4 palen
van de kust verwijderd. De monding der tji Siki ligt tusschen
die der tji Ära ten westen en der tji Madoer ten oosten, in het
distrikt Tjilangkahan, regentschap Lebak. Het dal, waardoor
de tji Siki stroomt, is een der schoonste lengte-dalen in het
neptiinische gebergte. Algemeen genomen loopt het dal in de
rigting van het noordoosten naar het zuidwesten benedenwaarts;
hetzelve ligt ingesloten tusschen breed uitgestrekte,
menigwerf vlakke bergmassa's, welke in de nabijheid van de
doorbraak der tji Siki door het gebergte, aan den g. ßoeloet,
eene hoogte bereiken van 570 ä 650 voet, terwijl de bodem
van . het dal, noordwaarts van de doorbraak, 90 ä 100 voet
boven den spiegel der zee ligt. De bodem van hetzelve is aldaar
tamelijk breed en vlak, en met verscheidene kleine dorpen
bedekt.
Van de wederzijdsche hellingen van het dal loopen ribben
benedenwaarts, waarvan de zuidelijksten, •—• die, welke het
digtst bij de zee liggen, •—• zieh in den vorm van ketenen
verlengen; van de oostelijke en van de westelijke zijde tot
elkander naderende, blijft er slechts zulk eene geringe ruimte
tusschen hare uiteinden geopend, dat de dalbodem te dier
plaatse wordt herschapen in eene smalle, diepe kloof, welke
de rivier zieh in het gebergte heeft gebaand. Nevendalen,
die zieh allen in dezelfde rigting uitstrekken, loopen tusschen
deze ribben benedenwaarts en voeren beken aan, die
n i r .
251
van beide zijden naar de tji Siki heenstroomen. De rib, welke
zieh van de oostelijke zijde van het dal verre in hetzelve
uitstrekt, wordt goenoeng Karang of Tanggil geheeten; van
de westelijke zijde van het dal nadert haar eene dergelijke
rib of keten, namelijk, de goenoeng ßoeloet, en de steil nederdalende
uiteinden der wederzijdsche ketenen vormen de zijwanden
van de eerste of binnenwaarts gelegene dwarsdoorbraak
der tji Siki. Aan den binnenwaarts gekeerden of noordelijken
voet der oostelijke rib Karang grenst het nevendal, waardoor,
in de rigting van het oosten naar het westen, de tji
Lantea7ineevwaavts stroomt; ten zuiden van dezelfde rib wordt
het nevendal gevonden, waardoor de tji Karang vloeit, waarop
zieh andermaal eene buitenwaarts gekeerde keten, goenoeng
Gompol, verheft, tegenover welke, aan de westelijke zijde
van het dal, eene gelijkvormige keten, „goenoeng Patat" oprijst,
tusschen welker uiteinden de tweede of buitenwaarts
gekeerde dwarsdoorbraak der tji Siki ingesloten is.
Deze beide ketenen, g. Patat en Gompol, vormen den eigenlijken
zuidelijken rand van het gebergte, hetwelk van hier
allengs afdaalt en zieh uitbreidt tot een tamelijk vlakken
voortrap, welke slechts eene hoogte bereikt van 250 voet en
door middel eener smalle alluviaal-vlakte van de zuider kust
gescheiden is. AI hetgeen binnenwaarts, of, met andere woorden,
ten noorden van dezen rand (Gompol) ligt, zullen wij
beschouwen als behoorende tot het „ binnenwaarts gelegene
dal der tji Siki" en hetgeen aan de buitenwaarts gekeerde
zijde ligt als behoorende tot den „zuidelijken voortrap."
Over dezen voortrap stroomt, aan de oostelijke zijde der tji
Siki, de tji Gompol, Mvelke zieh met de eerstgenoemde vereenigt,
terwijl aan de westelijke zijde de tji Patat wordt gevonden,
die in de verder westwaarts liggende tji Mandiri uitwatert.
Die beken, in wier bedding ontblootingen van kolenvlotten
worden aangetroffen, zijn in dit beknopte topographische
overzigt met eene curcief letter gedrukt. Alle gebergten dezer
Streek behooren tot het zuiver neptunische gebied, zijn deelen
der tertiaire formatie, waarvan de lagen, onder zeer steile
hoeken opgedreven, meerendeels geheel en al uit liaar verband
zijn gerukt.
1.1 I
Hl
KV ' f f ' ^
•y.\
I