
iH
M'
•u
i
I •
afstanden golfvormig gebogen; in de bedding der beek dalen zlj
bij wijze van trappen benedenwaarts. Dei'gelijke ontbloolingen
bebben wij, zoowel boven als beneden deze plaats, reeds leeren
kennen in die streken, waar wij kalkrotsen (zie bladzijde 308)
en brekzie-lagen (zie bladzijde 304) er tusschen aanlroffen. Verder
benedenwaarts in bet dal, voorbij bet dorp Dadap, bellen
de zandsteenlagen aan de zijwanden der rivierbedding onder een
boek van 45°, ja, op andere plaatsen staan zij volkomen regtop.
Een paar geographische mijlen stroomopwaarts ligt in het dal
der Tji-Mariudjoeng, aan de beek van gelijken naam, bet dorp
Tjipitjoeng, benevens de warme bron no. 16. Ook hier, zoomede
op verscheidene andere punten tusschen dit oord en het dal der
Tji-Tapen, dat wij vroeger in oogenschouw bebben genomen,
worden dergelijke berglijsten van trachiet-gesteente gevonden, die
längs den wand van het Djampang-gebei-gle afdalen, tusschen
welke lijsten de wand steil oprijst. Een kwartier uurs verder dalopwaarts,
naraelijk, aan de linkerzijde er van, ontlast zieh de
Tji-Panaroeban in de Tji-Mandiri. Hier vindt raen lagen donker
grljze, glimmende klei, welke deels splinterig, leiachtig van structuur
is en zwavelkies, benevens retinit-asphalt bevat: L. n«. 564.
Afwisselend met de vorigen treft men aan zeer dünne schotsen
fijnen zandsteen: L. n«^. 565—566, welke slechts eene dikte
hebben van ä 1 duim, die allen gezamenlijk op den kop staan
en op vele plekken aller zonderlingst, ja, slangsgewijs zijn gebogen.
(Zie J. III. Figuur 45.)
Voigt men den loop der beek Panaroeban verder stroomopwaarts
längs de steile helling •— den breukrand — van het Djampanghoogland,
dan bereikt men de Streek, alwaar aan de zijwanden
der kloof, tusschen lijnregte of in verschillende rigtingen omgekantelde,
doch zeer steil staande zandsteen- en conglomeraatlagen,
gindsche zwarte kleilagen worden gevonden, waarin de
chalcedoon, jaspis en stukken bandagaat voorkomen, en welke
lagen reeds vroeger op bladzijde 216 zijn beschreven. Vele
dezer stukken chalcedoon zijn met de klei, die hen omsluit,
ZOO innig verbonden, gaan zoo van lieverlede er in over, dat zij
W
i i
blijkbaar eerst in deze lagen zelven zijn gevormd geworden. Hooger
opwaarts,aan den breukrand, worden veranderde mergellagen
gevonden, die eene gele kleur hebben : L. no. 750 en zoo hard als
gebakken steen, ja, ten deele verkieseld zijn.
Vatten wij nu dit alles te zamen, dan komen wij tot het
besluit, dat gindsche berglijsten van trachiet, hoe kolossaal zij
ook zijn, slechts als een ganggesteente mögen worden beschouwd,
hetwelk de tertiaire formatie doorbroken, haar deels heeft opgeheven
tot op de tegenwoordige kruin van het hoogland, dat
reeds in de nabijheid van den G.-Rasamala meer dan 2000 voet
hoog is, deels — geiijk het geval is aan den voet des wands,
in het dal der Tji-Mandiri en in zijne nevendalen — verbrijzeld
en op eene zeer verschillende wijze uit haar verband heeft gerukt.
Welligt moeten gindsche kalkrotsen in de Tji-Dadap worden
beschouwd als dergelijke overblijfselen eener voormalige bank,
die thans half verholen ligt onder de nog aanwezige overblijfselen
der vorige lagen.
E. Tjoeroek-Kiara der Tji-Soro. Zuidwestwaarts van de
Tji-Boedoen en van het vroeger genoemde dorp Panoangoen stroomt
eene andere beek, de Tji-Soro, welke zieh in de V^^ijnkoopshaai
ontlast in de nabijheid van hären zuidoostelijken hoek. Ter plaatse
waar zij het hoogland verlaat, stört zij zieh uit hare allengs dieper
wordende kloof, met een enkelen sprong, 100 voet diep benedenwaarts
längs een loodregten rotswand, waarin de bodemharer
bedding plotseling overgaat. Zoowel de rotswand als de bodem
beslaan uit een vulkanisch massa-gesteente: L. n". 618—621,
dat onregelmatig in groote, langwerpige, doch steeds scherpboekige
stukken is afgezonderd; onder aan den voet van den waterval,
in de duistere schaduwen van het omringende woud, ziet
men verbazend groote, scherphoekige brokken van dit gesteente
op den bodem verstrooid in bet rond liggen. De scherpe hoek van
den rotswand is doorsneden door eene zeer smalle, doch 20 voet
diepe gleuf, welker zijwanden volkomen glad zijn en die door
de schuring van het water is gevormd. Het gesteente van den
rotswand is in verschillende streken zeer ongelijkvormig van struct
H
¡ui.
: !i
I !
» : t
- . ä