
; I
I l I
li
fo-Ä i
i 4
i 5
288
waaruit de kolen op Borneo worden gegraveii, insgelijks tot
de tertiaire formatie belioort. Ten einde eene gelijke kracht,
een gelijk iiitzettend vermögen van den waterstoom te verkrijgen,
wordt er, op de stoomscliepen in Neerlandsch Indie,
eene erootere hoeveellieid Borneosclie kolen vereischt dan
benoodigd zou zijn, Indien Engeische kolen daartoe werden
gebezigd.
Wat betreft de gelegenheid om de Javasche kolen te vervoeren,
deze mag niet ongiinstig worden geheeten, uithoofde de
vroeger genoemde bruikbare kolenvlotten gelegen zijn in de
nabijheid der zuider kiist, op een geringen afstand van kleine
baaijen, welke eene ankerplaats opleveren voor praoe's en andere
kustvaartuigen; dit is, bij voorbeeld, het geval in de
baai voor de monding der tji Madoer, der tji Panaraboelan,
van waar men al zeilende in den tijd van 2 uren de Wijnkoopsbaai
kan bereiken, de ankerplaats van schepen van grooteren
diepgang.
Naar mijn oordeel, zou het derhalve wel der moeite waardig
mögen geacht worden in deze streken, bij voorbeeld, in
de nabijheid van den goenoeng Madoer, een proefschacht te
boren, ten einde hier het vlot n°. 23 of een ander, of wel een, dat
meer in de nabijheid der tji Siki ligt, te ontginnen. De loodregte
ligwijze der vlotten, mits zij slechts over eene groote iiitgestrektheid
onveranderd blijve, kan bij het ontginnen der kolen
geene grootere zwarigheden opleveren dan gewoonlijk worden
ontmoet. De eenige tegenwerping, welke alhier kan geopperd
worden als zouden er geene gunstige resultaten verwachtmogen
worden van eene dergelijke onderneming, is deze:
dat de ligwijze der formatie steeds van rigting verändert, dat zij
onregelmatig behoort genoemd te worden. Dit punt is echter
nog niet op eene voldoende wijze onderzocht om daarover
uitspraak te kunnen doen; de natuurlijke ontblootingen, en
deze alleen waren het, waaruit ik de ligwijze der vlotten kon
navorschen, deze zijn te plaatselijk, van te geringe uitgestrektheid,
dan dat het mogelijk zou zijn daaruit op eene onwraakbare
wijze de rigting der vlotten in hunne ganscheiiitgestrektheid
te bepalen. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat de afwijkiiig
in de ligwijze door mij in de nabijheid van den goenoeng
Madoer, binnen eene geringe uitgestrektheid waargenomen,
beperkt is tot afzonderlijke schotsen, welke aan en nabij de
oppervlakte voorkomen, en die bij de ophefFmg van het gebergte
misschien werden losgereten, of dat zulks moet beschouwd
worden als eene bloote verschuiving, welke aan de
breukranden heeft plaats gegrepen.
Reeds vroeger hebben wij de opmerking gemaakt, dat in
dergelijke streken van Java, alwaar de formatie horizontaal is
gerigt, of slechts onder een geringen hoek helt, met grond een
goeden uitslag mag worden te gemoet gezien, in geval aldaar
naar fossile kolen wordt gezocht, •—• geboord, — mits te dier
plaatse kwartsachtige zandsteen aanwezig zij, gelijk wordtaangetroifen
in de tji Siki en in de tji Madoer. Zeer voordeelig zou het
mögen geacht worden, indien kolenvlotten mogten aangetroffen
worden in de nabijheid eener baai, alwaar schepen van
aanmerkelijken diepgang ten anker konden komen, zoo als,
bij voorbeeld, in de baai van Patjitan. Velgens berigten, mij
door inboorlingen verschaft, moeten aldaar werkelijk fossile
kolen worden aangetroffen. Daargelaten de betrekkelijke waarde,
welke de fossile kolen van Java bezitten, wanneer in aanmerking
wordt genomen de mogelijkheid harer ontginning,
en hare bruikbaarheid, zoo mag het aanwezen er van te
dier plaatse, uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt beschouwd,
als hoogst gewigtig worden geacht. Hieruit mögen
met grond deze gevolgtrekkingen worden afgeleid.
1°. — De verschillende deelen of étages der tertiaire formatie
werden in zeer verschillende tijdperken gevormd; vele
streken dier formatie waren reeds droog land, op dezen bodem
hadden reeds ontzaggelijk uitgestrekte wouden wortel
geschoten, wier hout de bouwstoffen tot die kolenvlotten,
leverde, alvorens andere, menigwerf zeer dikke,'_laagsgewijze
massa's, waarin zeeschelpdieren worden aangetroifen, waren
gevonnd, gelijk onder anderen het geval was met den goenoeng
Brengbreng, welke werd afgezet op het;kolenvlot van Doegoe,
zie bladz. 143, of met kalkbanken ter^.dikte van 2 à 300
voet, ZOO als, b. v., de kalkbank nabij Sawarna, waarin fossile
koralen, schelpen, in menigte worden'gevonden, ja, die zelfs
kreeften bevat: L. P. n" 5.
itr-; !
À
H