
-1 I I
t '
copischc Diatomeen eveuzecr ziillcu worden gevoiideii in de
iljne,uuecns zaclite, eiders weder schieferaclilig verliarde mergelsoorten
op Java, zoo als liet geval is in de tcrtiaire lagen der ,
NicoLaren-eilanden, gelijk de onderzoekingen van ehrenbeug
rceds aan den dag liebben geLragt. Ilet zou ligt mogelijk zijn,
dat verselieidene aldus gevormde lagen onzer formatie, hetzij
gelieel of aUlians meerendeels, uit kiezelschalige Bacillarien
bestaan. i)
Foraniiniferen zijii bijna de eenige bestanddeelen: l^. van
menig gedeelte der kalklieuvelen bij Tanglar (zie G.): L. no. 720;
2". de kalkbank, welke liet geweif vormt van liet liol (gowali)
Tjikopcjali, iaetwelk in de nabijheid Ai^an liet dorp Dolög, zie E.,
wordt gevonden, bestaat gedeeltelijk uit niets anders dan uit
Foraniiniferen: 455; 5". de sclioonste exemplaren worden echter
gevonden in de kalkbank: 454, waarin het liol Lingomanik
ligt; zie S.; bier zijn dezelven in dier A^oege bij niillioenen zaämgebakken,
dat de nieer dan 50 voet dikke, uitgestrekte kalkbank
bijna uit geen ander bestanddeel is gevormd; aan de Opperz
lakte van liet gesteente komen zij te voorscliijn en vertoonen
zieh als kleine, dubbel-sehijfvormige ligchamen, welke in
het niiddengedeelte met eene smalle spieet zijn voorzien en
eene middellij n hebben van hoogstens 1 lijn. Vergelijk Alveolina
ßoseii, Bronn, Leth. p. 1148, tab. 42, fig. 34 en Desh. coq.
foss. II, tab. 101, fig. 16, met welke soort zij de meeste overeenkomst
hebben. Onder de tallooze exemplaren van deze soort
komen nog andere Foraminiferen-soorten voor, niaar slechts
enkele grootere Nummuliten en andere sehelpen.
Uit de hierboven medegedeelde hjst volgt reeds ten duidelijkste:
dat eene en dezelfde soort, speeies, niet slechts kan
voorkonien in zeer verschillende en verre van elkander verwijderde
streken van het eiland Java en op zeer verschillende
hoogten b ami de oppervlakte der zee, maar ook in steeiisoorten,
die, wat hare minerale hoedanigheid betreft, zeer van
elkander verschillen, als, thon, zandsteen, kalk. Zoovondik,
0 Verschillende exemplaren (Tezer steensoorten zijn in de cloor mij bijeen gebragte
geologische verz amel ing, betrekkelijk J a v a , in het museum te Leiden voorhanden en
kunnen door elk deskundige worden onderzocht .
133
om slechts een paar voorbeelden bij te brengen, aan den voet
van den ]]rengbreng-wand, in het dal nabij Doegoe, vele fossile
overhlijfselen, welke tot dezelfde soorten belioorden, die ik ter
hoogte van 1,530 voet boven den bodem van het dal, aan de oppervlakte
van het gebergte aan denzelfden breukrand verzamelde;
OH va 48 konit voor in een gròf korrelig congiomeraat
in de nabijheid der zuiderkust, in West-Java (distrikt Tjidamar),
zoo mede in de residentie Gheribon, in den fijnkorreligen
kalkzandsteen bij Meningténg. Trochus agglutinans 188
wordt gevonden in die streken, welke in de nabijlieid der kust
te Tjilaoetoron zijn gelegen, in eenen aardachtigen zandsteen
en tevens in het ^ à 5,000 voet hooge gebergte van Rongga, in
liet bimienste gedeelte der Preanger-Regentschappen, ter^ijl
de Pecten-soort 592, zoowel in de conglomeraten en weeke
zandsteensoorten van Tjidamar voorkomt, als in de marmerharde,
witte kalkrots tusschen Radjamandala en Bandong. Het
aantal dezer algemeen verspreide soorten is groot en kan uit de
bovengemelde lijst met een oogopslag worden opgemaakt uit
de kleine letters a, b, c, d, die op de getalmerken volgen en
welke de verschillende locali tei ten aanwijzen. Geene soorten
schijnen zoo algemeen over gansch Java verspreid te zijn als
zekere Area- en Gardiujii-soorten. Vele anderen werden slechts
op ééne enkele plaats aangetroffen. Uithoofde echter de gevondene
soorten nog niet naauwkeurig hestemd en gerangschikt
ziju geworden, zoo is het nog niet mogelijk, dat de verhouding
tusschen de soorten, welke algemeen verspreid zijn en die,
welke slechts op zekere plaatsen w^orden aangetroffen, — gelijk
dezelve uit de vroeger medegedeelde lijst zou voortvloeijen,
als deugdelijk en juist zij te beschouwen, ten einde
daaruit resultaten af te leiden; en zulks te minder, dewijl het
hgt mogelijk is, dat deze of gene soort, welke door mij in
zekere locahteitcn niet werd aangetroffen, aldaar echter bij later
plaats ]iebbeud onderzoek en verdere opgravingen zal gevonden
worden. Hetgeen door mij wordt geieverd,'is slechts eene
geringe bijdrage, een begin om tot de kennis van dit merkwaardige
gebergle te geraken.
Algemeen beschouwd, mag, naar ik Jiieen, zonder vi-eeze van
te verre a f t e wijken van de waarJieid, worden aangenomen: