
I m
' I'
I ) # I i
nr:
"ih ;
Tt| IiI'
>42
3. E. Grofkorrelige dioviet-berg G.-Malang nabij Tjimasoek.
(In hetzelfde distrikt.) Op een afstand van eene halve
dagi-eis zuidwestwaarts van Sereweh , ligt liet dorp Bödjong paré
in hei dal der Tji-Gemblong, vv^aar insgelijks vele doorbraken van
vulkanische gesteenten worden gevonden in het laagsgewijs gevormde
gebergte, dat hier en daar met kalkbanken is bedekt. Van
Bódjong paré gaat een weg in eene ziiidoostelijke rigting naar
Tjimasoek, welke afstand b.innen een halven dag wordt afgelegd.
Heeft men dezen weg door eene hoogst oneffene, meerendeels met
woud bedekte Streek van het neptunische gebergte tot zoo ver
gevolgd, dat raen het gebucht Tjimasoek tot op een half of een
uur gaans is genaderd, dan vindt men in het bed der kleine beken
Tji-Wangoen en Tji-Satang, aan de zuidv^^estelijke helling van een
stompen, halfbolvormigen berg : G.-Malang, ontblootingen eener
rotssoort, die tot de zeer zeldzamen op Java behoort en door mij
uitsluitend te dezer plaatse is aangetroíFen. Het is een kogel- en
schelvorraig afgezonderde, grofkorrelige dioriet, bestaande uit
albiet- en groenachtige, ook dikwerf zwartachtige hornblendekristallen,
ter grootte van ^ á 1 lijn, die zeer innig tot een geheel
zaamverbonden zijn, benevens uit een verweerd, geelachtig grijs
mineraal (glimraer?), dat met een puntig mes uit de massa kan
gestoken worden; de 1 á 2 duim dikke schellen der kogels kan
raen van elkander verwijderen even als de schellen van een ui. In
dien vorm : L. n». 438, 439, ligt het gesteente ontbloot in de
bedding der Tji-Wangoen. In de Tji-Satang heeft het eene dnnne,
platvorraige, leiachtige afscheiding in lamellen van 5 lijn dikte,
die weder onderling tot ^ voet dikke, ligt splijtbare platen zijn
vereenigd : L. n». 440. De G.-Malang ligt noord 60° ten westen
van Desa-Tjimasoek. Uithoofde van het ongebaande dezer Streek
was het mij niet mogelijk de ligwijze van dit dioriet-gesteente,
met betrekking tot de tertiaire forraatie, naauwkeurig na te gaan.
4 . E. Basaltachtige dioriet nabij Hoiwala. (In hetzelfde
distrikt.) Zuid-zuidoostwaarts van Tjimasoek ligt in het neptunische
gebergte van Bantam het dorp Hoiwala op eene halve dagreis van
eerstgenoerade plaats. Noordwaarts, doch in zijne onraiddellijke
m
343
nabijheid beneden dit dorp rijzen in het bed der Tji-Siki onregelmatig
gevormde klippen , rotskammen, opwaarts, die menigwerf
als een dam het gansche bed versperren en op vele plaatsen des
oevers zieh huishoog verheffen. Deze rotsen bestaan uit een zeer
lijnkorreligen, harden, bijna digten, basaltachtigen dioriet, die
massief, zonder duidelijk zigtbare afscheiding is en eene gladde,
grijze oppervlakte heeft. Slechts hier en daar bespeurt men onregelmatig
loopende reten, die elkander onder een scheeven hoek
doorkruisen. Van binnen heeft het gesteente eene blaauwachtig
groene of groenachtig grijze kleur. Vele deelen dezer rotsen bruisen
zwak, indien zij met zoutzuur worden behandeld : L. n». 451;
met anderen daarentegen , die zwartachtig grijs, bijna digt zijn,
is zulks niet het geval : L. no. 482. Er worden er gevonden, die
op de wijze van lava met blaasruimten zijn doortrokken en, ten
gevolge van aanvangende verweering, eene vuile, roodachlig bruine
kleur hebben : L. n«. 453. Op vele plaatsen loopen kalkspaath-aderen
door dit gesteente : L. n". 456, en hier en daar vindt men er
stukken melkwit kwarts in besloten : L. n°. 454. Wit kwarts van
stralige textuur : L. n». 455, wordt in blokken, ter dikte van
2 ä 5 voet, insgelijks verstrooid in de bedding der beek aangetroffen.
De steensoorten, welke in den omvang der bedoelde
plaats de overhand hebben in dit gedeelle van het gebergte, zijn
zwartachtige, glimmende klei : L. n». 448, en bituminense, met
kolenaderen doortrokkene klei (kolenschiefer) : L. no. 449—450,
wier lagen onder een tamelijken hoek hellen. Lager afwaarts vindt
men plekken, waar de groensteen eene kogel-schelachtige afscheibezit.
5. E. Sf M. Doleriet en chalcedoon in de Tji-Lograng.
(Bantam, Lebak, Tjilangkahan.) In het wijduilgestrekle, zuidoostelijke
gedeelle van Bantam, waar de kolenhoudende zandsteenformatie
van Tji-Ara, Tji-Siki, Tji-Madoer en Tji-Sawarna is gelegen,
die aan de oostelijke grenzen, nabij Sawarna, bedekt is
met de vroeger beschrevene kalksteenbanken, worden geeneeruplie
gesteenten waargenomen. Niet vöör men de grenzen is genaderd
van Bantam en de Preanger-Regentschappen, worden er
f I
•" ÍtÍ )
Í i