
50
rWEEDE VORM.
Mi
De lagen liebLen slechts eeue zeer geringe, alleen op verreaistancleu
bemerkbare en alsdan trapsgewijze verbefiing, ten gevolge
waarvan de Imidvorm zieh vertoont onder de gedaante
van platten, terrassen. Van de zuidertust af rijst de oppervlakte
naar bet noorden allengs opwaarts, vormt vlakke, slechts
zacht glooijende platten, die tusscheneenigzins steilere, kortere
liellingen, landwaarts in, naar liet noorden, trapsgewijs boven
elkander oprijzen. Gewoonlijk is dit land in de rigting van liet
noorden naar liet zuiden, derlialve in de rigting waarin bet
gebergte afdaalt', raet erosie-kloven doorploegd en ten gevolge
daarvan in strooken afgedeeld', welke eene gelijke rigting lielaben.
Terwijl de kloven landwaarts in, naar bet gebergte lieen,
steeds dieper w orden en zicb tevens tusschen bare wederzijdscbe
randen allengs verbreeden, worden de trapsgewijs dalende
landstrooken, tusscben die kloveningesloten, gednrig smaller,
en gaan deze bij bet allengs booger rijzen in bet noordelijke gedeelte
van baren loop, waar zij den voet der vulkanen meer
en meer naderen, eindelijk niet zelden over in zeer smalle,
sclierpe bergkammen, die, nitboofde van baren smallen
nok en de steilte barer zij wanden, meer overeenkomst liebben
met de tracbiet-ribben der vulkanen, dan met laagsgewijs
gevormde bergmassa's. Zij zijn dan somwijlen een of meer
duizend voet van elkander verwijderd, terwijl bet ganscbe
tertiaiiT land, dat tusscben dezelven aanwezig was, door de
werking van bet water is weggespoeld, waardoor eene kloof
is gevormd die, tusscben de beide boogste randen, de straks
genoemde breedte beeft. Deze kloof loopt op baren bodem
even smal toe als de nokken der jukken, welke baar begrenzen.
Door erosie, ten gevolge van bet allengs instorten der
zijwanden, en bet wegspoelen der nedergestorte massa's, werd
die kloof door de beek, welke scbuimend over baren bodem
bruist, in bet aanzijn geroepen. In J. III. Füjimr ZenA (de
horizontale en verticale projectie) is a—b de belling van bet
benedenste plat, namelijk, de oixde 30 ä 50 voet booge kustmuur,
—. * * * zijn de daarop volgende trappen der allengs
naar bet noorden opstijgende platten, en c—d is de tegenwoor-
H! i
j;.
51
dige oever (bet Strand der zee). Tussclieii den voonnaligen en
den legenwoordigen oever (a—b en c—d) ligt eene vlakte, in
welker midden eene rij van evenwijdig looj)ende moerassen
is gelegen. Aangenomen, dat de platten ontstaan zijn ten gevolge
van opbeiFmgen, welke van tijd tot tijd, docb berbaaldelijk,
trapsgewijs bebben plaats gebad en de trapvormige liellingen
tusschen dezelven door de werking der branding, dan
z a l ,— in geval de verheffing nog voortduurt, c—d eenmaal
a—b worden, en de ruimte tusscben deze twee lijnen zal alsdan
een nieuw plat vornien.
VOORBEELDEN: a. Oost-Tjidamar en West-Soekapoera, namelijk,
bet distrikt Kendeng wesi, en bovenal in de omstreken
der tji Ran tang (tusscben de tji Pantjong en de tji Laoetoron); —
b. wijders het regentschap Poerboiingo, bet welk van den voet des
Slamat en van de tusscbenketen des Slamat-Dieng, in breede,
vlakke terrassen naar het bed der kali Serajoe afdaalt. Deze
Streek heeft niet zulke diepe kloven als de vroeger genoemde.
c. Tot deze soort van vorm der oppervlakte en wijze van
ligging der formatie behooren insgelijks verscheidene streken
van het distrikt Djampang koelon (Preanger-Regentschappen),
welke in de nabijheid der zuidkust zijn gelegen, vooral die
door welke de tji Rarang vloeit en welke tusschen de moara
tji Raso en de baai Palaboean genteng liggen; deze streken
verhefFen zieh van de kust af, landwaarts in, in breede, vlakke
terrassen. Op dergelijke terrassen zijn b. v. gelegen de dorpen
Tjiradjap, Tjilandak, Tjiboengoer, Tjikaret djadjar, Tjadas
ngamhar, Tjipitjoeng, Tjigangsa, en anderen. De overgang van
het eene plat in het andere, welke aan de oppervlakte des lands
van lieverlede geschiedt, heeft menigvuldige malen in de beekbeddingen
plaats door loodregte trappen, omdat achteruitgaande
watervallen het gesteente bebben afgeknaagd; ten gevolge
hiervan zijn kolossale trappen gevormd, welke het vlakke
bed, — dat booger op, boven d;en waterval, tusschen vlakke oeversis
ingesloten, — eensklaps herscbeppen in een rotskanaal,
waarvan de bodem onmiddellijk eenige honderde voeten lager
ligt dan de rand van de beekbedding. Op die wijze stört westwaarts,
evcnwel in de onmiddellijkenabijlieid van hefedorp Tjigangsa,
distrikt Djampang koelon, de bedding der beek van gelij