
425
î- ,
' 4 /
i ï.
il'. 1302 groenaclilig, wclk gcslecnle rceils ccaige ovci'ocnkonisl
hed't met dioriet, maar cvenwel nog iluiilelijk schicrerachlig is;
n". 1504 zeer vast en luinl, beval veel kwarls, is meer krislalliniscli
korrclig clan scliiclerig, splijt zeer regclraalig in île vroeger
beschrevene, scliecf vierkanle slukken; n'\ 15015 nog barder, bevat
nog meer kwarls en is (ijncr krislalliniscb dan 1504, doch laat
zicb in dergelijke kleine slukjes breken, waarvan velen gebeel en
al uit eene groenacblige kwartsniassa bestaan, welke slecbts enkele
gliainierblaadjes Levât. Dergelijke slukken, gelyk n^ 1504,
1505, worden soniwijlen bij wijze van neslen in den gewonen vorni
des glimmerschiefers : n". 1501, gevonden en verheilen zieh in
de gedaanle van knollen boven de oppervlakte der rolssoort.
Lager aan de helling, meer in de nabijheid van den bodem van
het dal, volgt, op deze glimmerschiefer-massa der Look oelo-kelen,
zandsteen, welke door de reeds vroeger beschrevene, trapsgewijze
overgangsvorraen met den schiefer is vereenigd, zonder dat lusschen
beide sleeiisoorlen ergens eene duidelijke grens kan worden
waargenomen ; de kristallinisch schieferige structuur van den
glimmerschiefer verdwLjnl allengs meer en meer, de glimmerblaadjes
komen zeldzamer voor, de laagsgewiize afdeeling daarenlegen
wordt tevens duidelijker en de losse conglomeraat-struetuur
laat zieh sleeds meer en meer berkennen, Hierop volgt noglager,
len zuiden beneden de dorpen Siloek en Satang, gindsche honte,
wit en rood gekleurde klei in afwisselende lagen, dezelfde soort,
welke wi] reeds vroeger op eene hooger in het dal gelegene plaals,
aan den voet des G.-Wagir këlepoe in oogenschouw hebben genomen.
Hier bij Satang zijn de tamelijk steil naar het zuiden hellende
kleiiagen — de hoek, waaronder zij hellen, bedraagt 45
graden — in de bedding en aan den zuidelijken oever der K.-
Look oelo onlbloot ; hunne afgehrokene koppen zijn echter hedekt
met eene 5 à 8 voel dikke rolsleenbank — eene hedendaagsche
vorming. De rolsteenen dezer bank, welke meerendeels uit vulkanische
rotssoorten bestaan, worden allengs kleiner, naar gelang
men de oppervlakte meer nadert, zij zijn met eene sleeds grootere
hoeveelheid bruine aarde vermengd, en hierop komt eindelijk eene
aardlaag, ter dikle van 1 à voet, welke de oppervlakte des
bodems uitmaakt — zie J. III. Figuur 57. Verder zuidwaarls
volgen op deze kleizone weder conglomeraten en zandsteenen:
n«. 1256—1258, welke onlbloot worden gevonden aan den hreukrand
der zuidelijke kelen — aan den dalwand.
In dil gedeelle van hei Zuid-Serajoe-gebergle worden weinige
fossile overblijfselen aangetrolFen; zij worden, bij voorbeeld, gevonden
aan de zuidelijke zijde van het dal der Kali-Look oelo, in
den kalk bij Banioro : n». 1262, 1265, doch niet in goed bewaard
geblevene brokslukken; zij leveren echter niet le min het afdoend
hewijs, dat ook dit gebergte een gedeelle der terliaire vorming is.
Indien helgeen onder n". 55 tot 58 is vermeld, uit eenalgemeen
oogpunt beschouwd, te zamen wordt gevat, dan koml hier in de eersle
plaals het feit in aanmerking, dat diorilisch-gabbroachlig uitbarstingsgesleente
alhier eene groote rol heeft gespeeld, dat het op
vele plaatsen in smalle gangen, eiders in raeer of min uitgestrekle
massa's in het laagsgewijs gevormde gebergte is doorgedrongen,
waardoor dit laalste zeer verbrijzeld en uiteengerukt
en in de nabijheid van het eruptie-gesteenle geheel en al is veranderd,
deels verkieseld, in hoornsteen en jaspis, deels in schiefer
is overgegaan. Tertiaire glimmerschiefer möge als eene
vreemdsoortige, ongewone uildrukking worden beschouwd; dat
echter niet mag worden verondersleld, dat het gabbro-diorietgebergle,
met den talk- en glimmerschiefer, reeds vroeger heeft
beslaan — b. v. als een eiland in de zee — rondom hetwelk,
namelijk, aan den voet, van het geborgte, de overige tot heden
nog onveranderde massa's van het laagsgewijs gevormde geborgte
zijn afgezet geworden, maar dat in tegendeel de dioriet-en gabbrorots
eerst laier in dit laagsgewijs gevormde gebergte is doordrongen ,
dal de glimmerschiefer eerst in dil laagsgewijze gebergte is gevormd,
derhalve als een veranderd, omgezet gedeelle er van moet
worden beschouwd, dit volgt ten duidelijkste uit het door mij in
het werk geslelde onderzoek, waarvan de resultaten hier boven
beknoptelijk aan den lezer zijn medegedeeld. De overgangen hebben
ZOO van lieverlede plaals, dat het onmogelijk is de glimmerschiefer
en andere massa's van het overige laagsgewijs gevormde
gebergte te scheiden; de Look oelo-keten, de G.-Tjagang,
A