
ILC)
? . 'r
werden uilgobraakl, — van licvcrlcde opgeiHiogtl, nadat de
lerüairc oiust i'cken, waarop zij als op ecnc basis scbijuen Icms-
Icn, reeds in dioog laiid waren overgcgaaii, dal is, bovcn den
Spiegel der zee waren opgelieyen geworden.
e. No(/ datjelvjks plaals gii/jpcndc afzelfingen.
VVanneer nien den blik vestigt op de kusten van Java, dan
verkrijgl nien weidra de overtuiging, dat de vonning van
bet neplunisebe geLergte nog dagelijks wordt voortgezet, dat
nieuwe lagen worden nedergc2:)lofd! Men ontvvaart niet sleclits,
dal. de knst, ter plaatse waar groote riviei'en in de zee nitwateren,
met ongeloofelijke snellieid in de zee voorwaarts treedt,
en nitgestrekte, moerassige of zandige delta's vormt, die of
vroeger bestaande bogten opvnllen of daar, waai- de kust voormalig
in eene regte rigting voortliep, iiitstekende landtongen
„oedjoengs" daarstellen; devgelijke delta's vindt men vooral
aan de mondingen der volgende rivieren: tji Oedjoeng, tjiDani,
/Ji Tarocm, tji Manoek, kali Solo, kali Drantés aan de noorder en
ooster kust en aan de monding der Iji Tandoi, welke aan de ziiider
kust des eilands wordt gevonden ; jla, men ziet dit evenzeer
op plaatsen waar geene groote rivieren in de zee uitwateren ;
ook daar treedt de kust steeds voorwaarts en verbreedt zieli
liet land. Dit vooi-waarts treden der kust lieeft, volgens oflieiele
berigten van den boofd-ingenieur van den waterstaat J. TROMP,
te Batavia, sedert de vestiging der Nederlanders aldaar, gemiddeld
genomen, jaarlijks bedragen: drie en twintig voet. ')
Terwijl de massa's zand, modder, gruis, door de werking
der stroomen naar dergelijke pvinten beengevoerd, op de #oeger
aanwezige lagen worden afgezet en nieuwe lagen vormen,
ZOO brengen op andere plaatsen koraalbanken bet bare toe
om -de zeeèn ondieper, de Straten enger en de kusten breedei'
te doen worden. Men is eebter gewoon dergelijke nieuwe lagen
') Dit aanlal was cchter in de verschilieiido jaren zeor ongelijk, oii bedroeg in
den eencn nacht van don 4 op den Jannarij, 1699 , toen de Salak zulk eene ontzaggelijke
hoeveellieid ascli iiUwierp, grootev dan in den loop van 5 andere jaren ; zie2<i<=afd.
blz. 13 cu vergel, het S^" hoofdshik dezer afdoeling „ Hcdendaagseho vorraingon."
147
met den naam van quartan-e, postdiluviale, bedendaagsclie of
a iuviaal-vormingen te onderscbeiden. Maar indien de oni^cvvlakte
van bet tertiaire geborgte onder een boek van naauwebjks
5 gradcn oprijst, gelijk aan de noorder kust van Java bei
geval is, of indien zij zicb in eene horizontale rigting beneden
den Spiegel der zee uitstrekt en vervolgens landwaarts in van
üeverledc opwaarts rijst, ^ waarvan op versebeidene punlen
van die kust voorbeelden worden aangetroiFen, — boe zal men
aldaar de meuwe lagen, welke öf gebeel en al öf bijna gebjkvormig
op de oudere lagen zijn afgezet geworden," van deze
kunnen onderscbeiden, wanneer zij eenmaal zullen verbard
zijn wanneer de vette modder, waarin de sebepen op de reed(^
te Batavia tbans bunne ankers werpen, in tbon-banken, de
. osse Zand- en gruismassa's, welke de rivieren aldaar aanspoelen,
m vaste gesteente-lagen zullen zijn overgegaan, dewijl
vele fossile sebelpdieren van bet tertiaire gebergte nog beden
ni de Javasebe zeeen leven en bij gevolg in de nieuwere lagen,
ten deele altlians, gelijke organisebe overblijfselen zullen aangetroiFen
worden als in de lagen der vroegere formatie?
liier, in den Miseben arcbipel, is bet volkomen ondoenlijk
eene grens aan te wijzen tusscben de afgezette lagen. Niel
sleebts dat de rivieren voortdurend een bezinksel van
Zand en modder doen ontstaan, betgeen voornamelijk bet «eval
IS gedurende den regenmoesson, wanneer zij dies onder
water zetten en verbazende massa's van verweerde of losgespoelde
deelen van bet gebergte naar de kusten afvoeren, - m a a r
van tijd tot tijd leveren de 108 Vulkanen des arcliipels eene
buitengewoneboeveelbeiddierbouwstoffen, wanneer een bunner,
gelijk de Salak, in 1699, door zijne uitgeworpene stoiFen
gebeele modderbanken aan de kust doet ontstaan, of gebjk de
lomboro, m 1815, zulk eene massa ascb uitwerpt, dat verre
van denzelven gelegene eilanden ter boogte van 2 voet er mede
vvorden overdekt, of gel.jk de Galoenggoeng, m 1822, die met
aüeen de vlakfe aan zijn voet gelegen 30 tot 60' boog met uitgeworj,
ene slolfen beeft bedekt, maar die ook bet meeste er Joe
l)ijgeclraoen beeft, om de Kinderzee onbevaarbaar te makcn
doordien ontzaggelyke boeveelbeden van den vulkanischen'
üiodder door de tji Tandoi naar die binnenzee werden oespoeld
f ^
a èv
TF ¥'
Ül
•»Ii