
sSiiiSil
> i
••i V
j-;
56
en iiiettegenstaande dit lieeft men wen tijds noodig om den
weg door de daar tusschen liggende groote dalkloof af te leggen,
waartoe men in zigzag längs den steilen wand naar beneden
moet klauteren, vervolgens over de smalle bedding
tussclien pninbrokken en rolsteenen heenwadende, aan de
overzijde weder tegen den wand moet opklaiiteren. Zoodanig
is liet grootste gedeelte van Soekapoera gevormd. De tji Kaengan,
in liet zuiden 18" ten oosten van den g: Tjikorai, biedt
de volgende merkwaardiglieden aan: een gedeelte der kloof vernaaiiwt
zieh zoodanig, dat tiissclien de wanden, zamengesteld
uit een conglomeraat van verschillende soorten van gesteente,
waaronder insgelijks syeniet w o r dt gevonden, eene rotspieet ontstaat
ter diepte van verscbeidene lionderde voeten, welker wanden
vroeger door een natunrlijk geweif, — eenebrug,—met elkander
werden verbonden; deze door de n a tuur gebonwde brug
„Djoekang batoe" is, twee jaren vöör mijn bezoek in 1847, door
een grooten bandjer weggesleept; brokstukken van deze brug,
ter grootte van 25 ä SO voet, -— kleine bergen op zieh zelven! —
liggen thans op den bodem der kloof verstrooid in het rond.
Menigvixldige oeroek's verwijden deze kloven nog dagelijks,
doordien de wanden op vele plaatsen afschilferen en vervolgens
de piiinmassa, die op den bodem nederstort, door het afstroomende
water wordt weggespoeld. Een dergelijke oeroek
overstelpte onder anderen, den September, 1844, het gansehe
dorp Tjikanjere, waarbij het grootste gedeelte zijner 176 inwoiiers
onder het neergestorte puin bedolvenwerd; hetlagin
het westelijke gedeelte van hetdistriktKarang, ter plaatsewaar
dit aan Nagara grenst (regentschap Soekapoera), in de nabijheid
van den voet van een zandsteenwand, het uiteinde van
een vlak hoogland. De uiterste strook van dit hoogland stortte
in, breidde zieh ui t aan den voet des wands en oversteTpte het
dorp met al zijne huizen en vruchtboomen, waarvan, tijdens
ik deze plaats in 1847, bezocht, geen spoor meer te vinden
was. De daarop volgende strook van het hoogland daalde bij
die gelegenheid in eene verticale rigting ongeveer ISO voet la-
' ) Of den 5^®"» September; de gebeurtenis had volgens de Javanen plaats op een
Dingsdag, des avonds ten 9 ure.
I
r
I 1
57
gcr, ten gevolge waarvan zij thans als het wäre een trap vormt,
welke lager ligt dan de bovenste rand van den wand. (Zie
lager: bergvallen. Ook in Kap. 10 van dit tegenwoordige hoofdstuk,
waar de metamorphisehe gesteenten worden behandeld,
zullen wij deze Streek nog eens bezoeken.)
De geringe mate van zamenhang der zandsteen-, thon i) en
mergellagen, waaruit het tertiaire gebergte op Java voornamelijk
bestaat, is juist geschikt tot het doen ontstaan van dergelijke
oeroek's, welke misschien nergens ter wereld zoo menigvuldig
voorkomen als hier; teveiis is het gemakkelijk oplossen of
losrukken dezer steensoor ten door het stroomende water, als de
oorzaak te beschouwen der menigte breede en verbazend diepe
erosie-dalen, welke zoo eigenaardig in sommige streken van
Java te huis behooren, zoo als b. v. in Tjidamar en in Soekapoera.
Menigw-erf scheiden zieh verbazend groote s tukken van het
rotsgevaarte af en störten zij n e d e r— als een zamenhangend geheel
— zonder in hunnen val verbroken te worden. In de nabijheid
der tjoeroek tji Limboeng, boven het dorp Garoeng (in
het distrikt Nagara van het regentschap Soekapoera), zag ik
op den Augustus, 1847, een vierkant kolossaal rotsblok,
eenen teerling, welke aan iedere zijde stellig 70, misschien 100
voet breed wa^ en aan de steile berghelling in zulk eene Stelling
stond, dat zijn val slechts belet werd door 3 groote woudboomen,
waar hij met zijn bovensten, overhellenden rand tegen
leunde. Zie J. III. Figuur 6.
VIJFDE VORM.
De ligging der vlotten is zeer gelijkmaüg; zij rijzen over eene
zeer grooLe uitgestrektheid lands naar eene zijde opwaarts, •—
ten gevolge eener eenzijdige ophefiing — en de landvorm is eene
glooijende vlakte, welke of met kloven is doorploegd of zieh
onafgebroken voortzet; dergelijke vlakte wordt naar de eene
zijde allengs hooger en haar lioogste punt bereikt hebbende.
' ) Thon of klei zijn woorden , die wij bij afwisseling bezigen.
=) De t ji Limboeng, door het gebergte van denzelfden naam stroomende, vormt de grens
tusschen de distrikten Nagara en Batoewangi; westwaarts van den waterval ligt, op een
geringen afstand van daar, insgelijks de grens van bet distrikt Kendeng wosi.
II
ii
t '
id- •