
«Al
; • :
t .1
Ì ; ;
i ;
11
38
verwijdert'). Hei dorp Tjikande ligt op een afstand van ongeveer
3 palen van den binnenwaarts gekeerden,noordoostelijken
oever der baai, in de nabijlieid van den voet van he t noordnoordoostelijkegedeelle
van denmuur, en boven op bethoogland
ligt het dorp Tjatol; bevindt nien zieh aan het uiteinde van een
der bouwvelden tot dit dorp behoorende, da t het naast aan den
rand des muurs gelegen is, dan ziet men neder op de daken van
het dorp Tjikande, hetwelk 1,125 voet lager gelegen is dan
het eerstgenoemde. Dit is namelijk de hoogte varf den muur
en de dikte, welke de laagsgewijze formatie in deze Streek bezit,
voor ZOO verre zij boven den Spiegel der zee of boven de vlakte iiitsteekt.
Laat ons thans door het aanvoeren van daadzaken beproeven
om aan te toonen, dat het gedeelte der laagsgewijze formatie,
dat onder de oppervlaktevan den'bodem der tji Letoe-vlakte is
verborgen, nog veel dikker is dan hetgeen zieh boven de oppervlakte
verlieft. Men plaatse zieh aan den voet van den benedensten
waterval tjoeroek Södong der tjiKande (m. S op Figuur 13),
welks ter zijde vliegend waterstof in het gesteente eene grot,
eene overwelfde bogt in de lagen heeft gevormd, en men zal
ontwaren, dat deze lagen onder een hoek van 25 ä 30 graden
naar hetnoord- noordoosten invallen. Begeeft men zieh nu naar
het oost-ziiidoostelijke gedeelte des muurs, alwaar de waterval
der tji Letoe zieh reeds paal van den rand des muurs teruggetrokken
en een klein Niagara-dal gevormd heeft, dan ziet
men, dat de lagen onder een gelijkenhoek afdalen, doch in eene
versehillende rigting, namelijk, van het Westen naar het oosten;
terwijl zij in het zuidehjke gedeelte des muurs, bij den goenoengBadak,
in eene zuidelijke rigting dalen. Het sehijnt derhalve,
dat de lagen, waaruit de halfkringvormige muur aan
zijne versehillende zijden bestaat, in eene bijna divergerende
rigting uit een gemeenschappelijk middelpunt, namelijk, het
») Hooger landwaarts in, doch in de nabijhekl, worden nog twee watervallen aangetroffen,
welke insgelijks over dergelijke rotstrappen nederploffen , namelijk: tjoeroek tji ICawoengentj.
PontjakdjeroekdertjiLetoe;behalve datvindtmen nog vele andere hooge
en fraaije watervallen, welke op een grooteren afstand van liier gelegen zijn en de geneigdheid
tot de vormingvan loodregte trappen genoegzaam aanduiden , \velke aan de zandsleeiiformatie
van Djampang koelon ZOG bijzonder eigen is.
centrum der omslotene vlakte, naar buiten afdalen. in dit niiddengedeelte
verheft zieh, bijna geheel en al gei'soleerd, inde
duistere sehaduwen van een oorspronkelijk woud, een rondach
tige berg van geringe hoogte, goenoengKiara djadjar geheelen.
Bij het betreden van dezen berg, verkeerde ik in de stellige
verwachting aldaar eruptie-gesteenten te zullen aantreifen; de
gansche berg bestond echter, van zijnen voet tot aan zijnen schedel
uit een hoop van blokken van verbrijzelde neptunische steenbanken,
namelijk, uit blokken van een conglomeraat, hetwelk
over eene uitgestektheid van dagreizen ver in het rond te vergeefs
wordt gezocht en slechts op een paar plaatsen, in den
vorm van onderlagen in verscheidene zandsteenvlotten, ter
dik te van een of twee duim vYordt gevonden; het is eene soort
van Nagelflüh. (Rolsteenen van witte kwarts, van de grootte
van eene hazelnoot tot die eener okkernoot, benevens van andere
keisoorten, hoornsteen, van versehillende kleur, verderenkele
steenbrokken, welke dolerietachtig van aard zijn, — deze
komen echter zelden voor, —zijn tot een conglomeraat vereenigd,
waarvan het eenige verbindingmiddel bestaat in eene fijne
massa van kwartsachtig zand, waarin geen kalk aanwezig is.)
Wanneer wij mögen aannemen, 1. dat de Nagelflüh-achtige
conglomeraten van het centraalgebergte Riara djadj ar, — dewijl
zij nergens eiders in deze streken voorkomen, —^ slechts moeten
beschouwd worden als fragmenten van banken der formatie,
welke veel dieper liggen dan alle andere, en die medeopwaarts
werden gedreven door een eruptie-gest,eente, dat beneden deze
banken lag; 2. dat de ringmuur goenoeng Linggoeng, — dat isde
naam, welken de Javanen aan denzelven geven, — met zijne lagen,
welke onder een hoek van 20 a 30 graden buitenwaarts
dalen, ontstond ten gevolge eener opheffmg, veroorzaakt door
diezelfde eruptieve kracht, die, in de rigting van onderen naar
boven op het middenpunt der toenmaals welligt nog weeke,
in eene zekere mate veerkrachtige laagsgewijze massa werkte,
deze opwaarts duwde, haar uiteendreef en een onvolkomen
ringmuur vormde, — zoo moet de afstand tusschen de tegenover
elkander gestelde gedeelten van den muur in aanmerking
worden genomen, — deze bedraagt, in de rigting vail het noorden
naar het zuiden, 4 à 5 palen, — tevens moeten wij in 'tooo