
Mli'iilliii lii*"^" "'i'n'
a?
! r
' 8 8
verliefien zieh overal op gelijke afs tanden van de binnenwaarts
gelegene zandsteenketen en vormen gezamenlijk eene rij, welke
zicli evenwijdig ten opzigte van de zoo even genoemde keten
en den zoom van het gebergte voortzet. Als waren zij door een
geheimzinnigen band aan het zandgebergte verbonden, zijn
zij overal even ver van hetzelve verwijderd, terwijl zij aan den
biiitenkant van betzelve voortloopen. Aan de binnenwaarts
gekeerde zij de worden zij door enge dalspleten, die al liet xiiterlijke
van kloven bebben, van deze zandsteenjiikken gesclieiden,
terwijl bun voet aan de buitenwaarts gekeerde zijde, door middel
eener glooijende belling, in de vlakte van Radjamandala
overgaat. Even als de zandsteenketenen, welke eene grootere
hoogte bereiken, loopen zij eerst in de rigting van bet zuidwesten
naar bet noordoosten en wenden zij zieh vervolgens, van
den goenoeng Boendoet af gerekend, van bet westen naar
bet oosten. In de opgegevene rigting zijn bet: goenoeng
Noengnang, — dit is de eenige, welke aan de linkerzijde
van de tji Taroem-kloof is gelegen, terwijl de volgenden aan de
regterzijde liggen, — g. Batoe gede, Goewab, Boendoet, Awoe;
deze laatstgenoemde zet zieh voort in de rigting van het oosten
en d aalt af in het plateau van'Bandong. Te rekenen van de
plaats waar deze rij van kalksteenkammen zieh naar het oosten
wendt, hamelijk, van den Boendoet af, schijnt hetzelve
verdnbbeld toe. Op eenigen afstand van deze eerste rij, namelijk,
verlieft zieh ten noorden eene andere rij van kalkrotsen,
welke nit geheel geisoleerde, steile en rotsaehtige, als torens
oprijzende, hoogst schilderachtige massa's bestaan; zij loopen
evenwijdig ten opzigte van de eerste rij van het westen naar
bet oosten en worden gebeeten: goenoeng Kantjana, ^Tandjoeng,
Mesigit, Karang paranten. Tusschen de laastgenoemde
noordelijke rij, welke nit afzonderlijke, torenachtig oprijzende
rotsen en de eerstgenoemde meer zuidwaarts gelegene, die uit
kamvormige, lange rotsen bestaat, loopt de groote weg van Radjamandala
naar Bandong; aan dezen weg, welke allengs booger
rij st, ligt het poststation Tjisitoe. Het boogste punt van den
weg bgt 2,367 boven den Spiegel der zee. Den geelachtig Witten,
harden, digten, van petrefacten rijk voorzienenkalksteen,
waaruit al deze rotsen bestaan, ziet men in L.n". 840—863. Op
n I»'