
aangetroffen, dat de inboorlingen er zout uit zieden. De aardolie,
welke te gelijker lijd hiermede in bijna alle zilte en jodiumbevattende
bronnen op Java wordt gevonden en deels met het wa er dezer
bronnen aan de oppervlakle des bodems te voorscbijn komt, deels
in bare nabijbeid uit de aarde sijpelt, mag als een bewijs worden
bescbouwd, dat in die oorden fossile kolenlagen of fossile hars
(bitumen) dieper in de aai'dschors voorkoiiien. (Zieoverde minerale
bronnen het gedeelte der IF" afdeeling.) In welke betrekking
deze voormalige plantenoverblijfselen staan tot het zilte,jodium
bevattende bronwater, dat zieh in hunne nabijheid (uit naar
binnen dringed zeewater?) schijnt te vormen, is tot heden niet
op eene voldoende wijze aangetoond.
ilìtiiÉÌaiiiMi
TWAALFDE HOOFDSTIIK.
SEDIMENTGESTE ENTEN UIT ZOET WATER.
(ZOETWATERVORMIKGEN.)
Gevulde meerbekkcns.
Deze vormen den overgang tot de hedendaagsche, nog gedurig
plaats hebbende gesteeutevormingen , waartoe zlj waarschijnlijk met
evenveel juistheid zouden kunnen gebragt worden, als tot het terliaire
gebergte. Hiertoe behooren de volgende dalbekkens.
De dalketel van Ambarawa, regentscbap Salatiga, welke thans
nog niet geheel is gevuld, maar een uitgestrekt meer met moerassigen
oever — Rawa-Bening — bevat. (Zie de Vulkanen G.-Oengaran
en Merbaboe in de IF« afdeeling.) Verschiliende deelen des
dalbodems beslaan uit eene veenachtige, weeke aarde, vermengd
met de overblijfselen van voormalige wouden — stukken van half
verraohnde stammen — en slecbts bedekt met eene hardere korst,
ter dikte van 3 à 7 voet.
Het plateau van Rantja, i'egentschap Galoe, residentie Tjeribon,
bevat een dergelijk slecbts ten deele gevuld meerbekken, waarvan
het eenige afvoerkanaal eene enge Idoof, de Tji-Lioeng is; in het
droog staande gedeelte des bekkens ligt de hoofdplaats van het
distrikt Rantja.
Hiertoe mögen insgelijks worden gerekend vele vlakke, metrolsteenlagen
bedekte dalbodems in het neptunische gebergte, die voori
(f