
llTi
m
.jt
Lfii SS
m
Tanggülok en rijsl gelijk een eiland geheel gcisoleerd uil de smalle
kuslvlaltte opwaarts met onbeklimbaar steile, 50 voet hooge wanden;
eenige kleinere rolsen, die met de vorigen eene körte rij
vorraen en Batoe-Goentoel worden geheeten , strekken zieh bij wijze
van een kam in zee uit. De blaauwaclilig grijze doleriel: L. n''.
7 7 8 , waariiit deze laatstgenoemden beslaan, is in zonderling gebogene,
deels loodregt staande, deels scheef gerigte platen, ter
dikte van 1 duim ä 1 voet, afgezonderd, die meerendeels van bet
oosten naar bet westen zijn gerigt en op vele plekken in wrijvingseonglomeraten
zijn gebnld. Op andere plekken is bet gesteente
meer of min in kubieke stukken gespleten. — De lezer zie om-
Irent den laagsgewijs gevormden kustmuiir in deze streck bladzijde
50—52, 188 en 190.
SO. E. Trachiet-rots Oedjoeng-Taboelan met gabbrog
a n g e n . (Distrikt Tjiwaroe.) In eene meer oostwaarts gelegene
Streek der zuider kiist van Soekapoera, beoosten de monding der
Tji-Medang, aan welks . oever bet dorp Kelapa genep ligt, reikt
eene spits toeloopende rotskaap, Oedjoeng-Taboelan, —voor welke
bet eiland Poeloe-Taboelan wordt gevonden, •— tot op een aanmerkelijken
afstand in zee; zoowel de rotskaap als bet eiland
trekken de blikken des reizigers onfeilbaar tot zicb, want deknst
en de ganscbe Streek, zoo ver bet oog dieper landwaarts in of längs
bet Strand reikt, zijn beide geheel en al vlak. Het eiland bestaat uit
een tracbietacbtig massa-gesteente, dat afzonderlijk uit de strandvlakte
oprijst en aan de zeewaarls gekeerde zijde met spitse rotsstiikken
en steile muren in de baren daalt. Het is bij uitnemendheid
tafelvormig afgezonderd. De platen zijn ä 3 voet dik en tevens
door dwarssplelen afgedeeld, zoodat zij van de smalle zijde bescbouwd
wordende, uithoofde van baren verticalen stand, op zuilen
gelijken, die in teerlingvormige geledingen zijn afgedeeld. Hier
en daar echter zijn zij onregelmatig van vorm en gebogen. Op
verscbeidene plaatsen, namelijk, aan de oostelijke zijde derkaap,
waar de kleine Tji-Patab boemi in zee uitloopt, is de trachiet
doorbroken door gangen, bestaande uit een zeer iijnkorrelig of
digt gabbroacbtig, groenachtig grijs gesteente: L. n". 962, dat
bedekt is met een puingesteente van gelijke soort, en van eene
389
bleekgroene Ideur : L. n». 961 (een wrijvings-conglomeraal). Deze
brekzie wordt door verweering allengs weeker, aardachtiger en
geelacbtig wit : L. n". 963, ja, eindelijk krijtvvit; zij wordt
insgelijks op andere plaatsen oost- en westwaarts van hier aan
het Strand gevonden, waar zij op verscbeidene plekken in den
vorm van klippen, kämmen, boven bet vlakke Strand oprijst en
door bare bleeke, kopergroene kleur de blikken des reizigers tot
zieh trekt. Dit is onder anderen het geval aan den Oedjong-Baloe
noenggoel, die oostwaarts op den O.-Taboelan volgt, zoomede
westwaarts van den O.-Taboelan, aan de monding der kleine back
Tji-Karang : L. n». 956—967, welke gelegen is tusschen de
breedere rivieren T.-Langla en T.-Patoedja. Men vergelijke hiermede
den vroeger onder n^ 16 bescbreven diallag-pophier.
34. E. Trachitisch massa-gesteente van den G.-Limb
o e n g . (Distrikt Kendeng wesi, Batoe wangi en Negara.) Vergelijk
L. n°. 965 en 972. Ten zuiden van de vulkanen G.-Pepandajan en
Tjikorai, ongeveer halfweg tusschen het plateau Tjikaljang en de.
zuider kust, is het zeer onregelmatig uiteengedrevene en uit zijn
verband gerukte laagsgewijs gevormde gebergte doorbroken geworden
door kolossale massa's basaltacblige, doch meerendeels
trachietachtige steensoorten, wier krnin eene groep hooge, meL
woudgeboomte bedekte bergjukken vormt, Goenoeng-Limboeng
geheeten. Aan de westelijke zijde van dezen G.-Limboeng, aan de
belling van bet dal der Tji-Kantang, verbeft zieh bet endogene
gesteente in verscbeidene stomp kegelvormige toppen of koni thet voor
in halfkogelvormige massa's, die in het groot eene uitstekend
schoone scbelvormige, concentriek bankaclilige structuur bezitten.
Nergens is de onlblooting van dit gesteente zoo aanmerkel i jk als aan de
zij w a n d en der 500 voet diepe kloof, door welke in de hoogere
gedeelten van baren loop de Tji-Kantang stroomt, alvorens bare
bedding tot een breed dal is geworden. Zuidoostwaarts van het
dorp Pekantjen vormt de beek in deze kloof een hoogen, schilderachtigen
waterval, — den Tjoeroek-Tjikantang, — in welks
nabijbeid bet gesteente, een schoone, grofkorrelige trachiet : L.
n». 965, verscbeidene bonderd voet diep van den rand der kloof
tot aan baren bodem ontbloot is. Het is afgezonderd in groolc
II I
c
I , ^.r,
)
If
ih
ff'
«I 'S
ti "
r