
- i l l
l i ' l ' i '
292
logen toegeschreveii aaii de werkixig op de bmiukolen uitgeoefeiid
door de bitte vaii den basalt, die uitgestort werd over
de dekkende tlion-laag, haar tevens verbardde en brandde.
Onze kolenvlotten op Java echter, 'in wier nabijheid geen
basalt werd uitgestort, geen vulkanische gesteente-gang wordt
waargenomen eu die voor een groot gedeelte worden aangetroffen
tussclien dikke lagen onveranderden, iveeken, grijzen af
witten thon (zie vroeger), terwijl anderen tot dergelijke laagsgewijs
gevormde inassa's behooren, wier bovenste lid uit eene
dikke, zeer vele fossile schelpdieren bevattende kalkbank bestaat,
— deze vlotten mögen als zoo vele bewijzen worden
beschouwd, dat de natuiir geene bitte noodig had om steenkoolachiige
producten in een der jongste tertiaire gebergteu
voort te brengen, maar dat zij, tot dat einde, nog andere iniddelen
bezal, •—• dat een dergelijk product op nalten weg kon
worden gevornid.
¡TSMi
ILÌ
NEGE^DE HOOFIÌSTIJK.
/
B I J Z O N D E R E LEDEN DER F O RMA T I E . KALKSTEENRANKEN.
I . OPTELLING VAN AL DE MIJ BEKENDE KALKSTEENBANKEN IN DE
RIGTING VAN HET WESTEN NAAR HET OOSTEN, BENEVENS
EENE KORTE BESCHRIJVING DER MERK WAARDIGS T EN, DIE
ER ONDER VOORKOMEN.
Op puingesteenten, waarvan Iiet verbincliiigsmi.ldel beslaat uit koolzuren
kalk en op brekzien, waarin kalksteenbrokken verraengd zijn, zie vroeger
bladzijde 199 en volgeiiden. Op veranderdeti kalksteen, bij voorbeeld, °op
s t e e n s o o r t e n , waarin de kalkaarde door kieselzuur is vervangen geworden, zie
lager hoofdstuk IO; hier wordt slechls zuivere, onveranderde kalk bedoeld. Wat
b e t r e f t de topographische bijzonderheden der verschillende streken, ten dezen
opzigte verwijs ik den lezer naar mijne uitvoerige KAART van Java, die
weldra in het licht zai verschijnen, en, wat aangaat de steensoorten, naar
d e n CATALOGUS der geologische verzameling.
fl. Kalkbank in het Tji-Oedjoeng-dal nabij Ròdjong
m a n i k . (Rantam, Lebak, Parang koedjang (1), in het binnenste
gedeelle des eilands.) Reeds drie verschillende malen hebben wij
dit gedeelle van het terliaire gebergle in oogenschouw genoraen.
Op bladzijde 24S hebben wij de fossile kolenvlotten beschreven.
(1) Zomvel hier, als in het vei-volg , beteekent de eerste naam de resident ie, de tweede
d e afdeeling of het regentschap, de derde het distrikt.
?