
in pen der afgebrokcne lagen. Zij strekken zieh bijna allen uit
in de rigting van het noord-noordooslen naar het zuid-zuidweslen
en hellen, doch onder een zeer verschillenden graad van
glooijing, naar het oost-zuidoosten. Dan eens schijnen zlj bijna
horizontaal te liggen of vormen zij in het hed der rivier banken,
die onder een hoek van ter naanwernood 5 graden oprijzen,dan
weder verheDfen zlj zieh veel steiler, zelfs op zeer geringe afstanden
van de vroeger bedoelde plaats, — afstanden, die b. v. naauwelijks
1000 voet bedragen, — zij vormen als het wäre lange
kämmen, die, naar gelang de beek zieh naar deze of geen
rigting wendt, overdwars of in de lengte door bare bedding
loopen, waarvan de oppervlakte onder een hoek van 30 graden
helt. (Zie J. III. Figuur 52.) Waarschijnlijk is het gansehe
laagsgewijs gevormd gebergte in deze Streek golfvormig
gebogen, hetgeen de eigenaardige gestalte geeft aan de oppervlakte
van het hoogland. — BiJ Tjimapag bedraagt de gewone
dikte der lagen i ä 1 voet; hier tnsschen worden er gevondeu,
welke 5 voet dik zijn, maar die echter bij het slaan met den
haraer in platen van een duini dikte spUjten. Zij bestaau gewoonlijk
uit een fijnen, klei- of mergelachtigen zandsteen, die ligt van gewigt
is en afwisselend wordt aangetroffen tnsschen zeer iijne,
gelijkvormige kleilagen. Deze verschillende lagen hebben eene helder
grijze, helder bruinachtige, vaal gele kleur, waar tnsschen
enkele grovere conglomeraten van groenachtig helder grijze kleur
worden aangetroEfen. AI deze lagen zijn aan hare oppervlakte, zoo
ver zij door het water worden besproeid, met eene glimmende,
koolzwarte kleur overtogen, gelijk het geval is met de rotsen aan
den Tjoeroek-Tjimas, als waren zij met Oost-Indische inkt gekleurd,
terwijl de plekken, welke droog staan, met een bekleedsel
van witte of helder gele korstmossen zijn bedekt. Eenige dezer
zandsteenlagen bestaan uit concentriek schelvormige kogels,
welke eene middellijn hebben van 1 ä 2 voet. — Deze helderkleurige,
fijne zandsteen- en kleilagen zijn in de meeste gedeelteu
der beekbedding niet slechts zeer hard, even als gebakkene tegels
en steenen, maar door trapsgewijzen overgang, die in alle mogelijke
tusschenvormen wordt aangetroffen, omgezet in geheel ver-
»¿mim '.msm
IIHB'I*
371
kieselde massa's, in hoornsteen en kwarts, en vormen alsdau
indien de lagen zeer dun zijn, eene soort van kieselscliiefer, welke
onder den hamer in beider klinkende scherven breekt. Men zie
deze trapsgewijze, zeer duidelijke overgangen van fijne, allengs
in hardheid toenemende mergel- en zandsteenlagen in hoornsteen,
waarin de evenwijdige strepen en verschillende kleur vanhetoorspronkelijke
gesteente is bewaard gebleven, in: L. n». 659—666.
Vele lagen hebben eene kristallinisch korrelige structuur verkregen,
en in eenige blaauwachtige zandsteenen komen ijzerkies-kristallen
voor. — Geen eruptie-gesteente wordt alhier onlbloot gevonden.
Een nur verder oost-noordoostwaarts van Tjimapag en drie
kwartier uurs bezuiden de grens van het Tjimas-porphiergebied,
gelegen in de nabijheid van het dorp Bödjong gending waarvan
wij op bladzijde 358 hebben gesproken, — heeft de oppervlakte
des lands een gelijken vorm als bij Tjimapag. Heinde en verre
ontwaart men zacht glooijende heuvelen en heuvelrijen, ter zijde
waarvan de laagsgewijs gevormde formalie zieh in geheel tegenover
gestelde rigtiugen uitstrekt en onder geheel verschillende
hoeken helt, terwijl zij in de vlakke ruimte, tusschen de heuvelen
— de landgolven — besloten, eene geheel horizontaleligwijze
heeft. Het schijnt, dat zij op talrijke plekken bultvormig is opgeheven,
zonder te zijn gebersten; nergens ziet men een eruptiegesteente
ontbloot. (Vergelijk vroeger : Derde landvorm , bladzijde
51.) Dien vorm heeft de oppervlakte des bodems zuidwaarts van
het dorp Bödjong, dat aan den linkeroever der Tji-Letoek ligt. AI
de klei- en zandsteenlagen, die hier gewoonlijk zeer dun, menigwerf
slechts ter naanwernood een duim dik zijn, hebben eene
buitengewone hardheid: L. n°. 647, zijn meer ofmi n kristallinisch
en ten deele verkieseld of leiachtig; de dikkere lagen hebben eene
soort van rhombische afscheiding verkregen, ten gevolge van de
scheuren, die elkander doorkruisen.
IG. E. Diallag-porphier op den G.-Karang elang. Van
de Tji-Letoekbaai loopt een weg in eene zuid-zuidwestelijke rigting
naar Tjiboelakan, gelegen aan de tegenover gestelde kust , waardoor
de zuidelijkste landhoek van de Wijnkoopsbaai — de Oedjoeng
Karang elang — wordt afgesneden en noordwestwaarls van
ij >
Vi
> ifil"
• •'!