
¿mm
i
f
ffij.
I
h-
161.
i.w licilL \aii de ^auscUü iioogLe, diis 900 voet tUep, als ccii
immr zoo steil, ja, bijiia loodregt beuedeuwaarts; op die lioogte
zel lietzelve vcrvolgeiis smalle lijsten af, die even als armen
uil het beuedeugedeelte van den veusachtigen wand uitstekeu
cn zieh allen in.eene noordwestelijke rigting uitstrekken, derhalvedwars
gerigt zijn, tenopzigte van de strijklijnder Mesigitjukken.
Sleelits door niiddel van eeue dier lijsten is liet
ineest biuneuwaarts gelegene Mesigit-juk met onzen mimr verbünden,
waardoor de afgrond in twee deelen wordt afgedeeld,
welke ter wederzijde een Watersysteem, een stroomgebied vormen.
Aan de eene, namelijk, aan de noordoostelijke zijde is de
tji Pitjoeng de lioofdbeek, welke zieh in liet benedengedeelte
van liaren ioop vereenigtmet de tji Awar, terwijl de lioofdbeek,
welke aan de andere zijde ligt, tji Saär wordt gelieeten; beide
stroonien zij in zigzag over den smallen bodem dezer diepe
dalspleten; al kronkelend slingeren zij zieh, namelijk, tussclien
de lijsten, welke door den miiur van het hoogland worden afgezet,
en de zijribben van het Mesigit-juk heen, die nu eens van
deze, dan weder van gene zijde, dirs beurielings, in den dalbodem
uitsteken.
Wij kunnen in deze besehrijving slechts een vlugtig overzigt
geven van de onderlinge topographische verhouding van de
versehillende deelen dezer Streek; geen enkel gedeelte van Java
biedt zulk een rijkdorn van vormen, zulke woeste kloven aan,
wier kolossale wanden en duizeling wekkende, steile jukken
l)ijna geene wedergä op dit eiland vinden.
Zoo ver de .muur loodregt benedenwaarts loopt en dit is
meerendeels ter halve hoogte het geval, ja, in zijn zuidwestelijk
gedeelte, aan den goenoeng Sangaranten, daalt Inj van de
hoogsten rand steil naar den immer met duistere schadnwen
bedekten bodem,der tji Saär-spleet, tot zoover bestaat hij
uit viilkaniseh puingesteente; en toch is de hoogsterand, volgens
barometer-waarnemingen, 1,86S voet boven den Spiegel
der zee verheven, terwijl de bodem der tji Saär-kloof niet veei
iiooger dan de oppervlakte der zee liggen kan. Dit puingesteente
LS in vele streken, namelijk, aan den straks vennelden, verbazend
lioogen Sangaranten-wand, zeer duidelijk laagsgewijs aigedecld;
iijnere (>n groyere puiidageii wisselen beuitelings
165
met elkandcr af, terwijl het gras, hetwelk ap de smalle voorsprongen
tusschen de versehillende banken wortel heeft gesehoten,
in horizontale en ten opzig te van elkander evenwijdige
strepen voortloopt, wier heldere kleur een levendig kontrast
vormt met den zwartachtigen conglomeraat-wand.
De puinbrokken hebben eeiae grootte van 1 duim à 10 voet,
komen even veelvuldig afgerond voor als met scherpe kanten
en nemen in aantal af naar gelang zij grooter van omvang zijn.
in de meeste streken bestaat het conglomeraat uit dergelijke
stukken, dat er voor één puinbrok van de grootte van 1-
voet, honderden in het rond worden aan getroffen, welke slechts
een vierde van een voet middellijn hebben.
De gansche Streek is op de vreesselijkste wijze van een gereten;
bevinden wij ons boven op den rand, dan worden wij door
een ijzingwekkend gevoel bevangen, wanneer wij het oog slaan
in de duistere spieet der tji Saär, welke 1,800 voet diep'in het
gebergte is uitgegroefd; Staat men daarentegen beneden aan
het Strand, ter plaatse waar de tji Saär zieh in de Wijnkoopsbaai
stortj dan zict ihgh met vcrlDcizing" cloor de giij^g splccl
opwaarts naar den wand, die op den achtergrond, in strepen
afgedeeld, hij wijze van terrassen, gelijk een andere Babylonische
toren oprijst.
Aan de zuidelijke zijde van het tji Saär-dal loopt deze wand uit
in den oedjoeng Sodon parat, waarvan de oedjoeng Tjimaling,
welke digter bij de monding der beek ligt, eene nevenkaap i's.
De lijsten, welke aan de benedenhelft van de congiomeraatbank
worden afgezet, zoo mede de jukken en de zijwaarts afdalende
ribben van het Mêsigit-gebergte, zijn zoo ontzaggelijk
smal en steil, dat zij met niets beter kunnen vergeleken worden
dan met de gedaante van eene bijl of wig. Over den scherpen
kant, — de snede, — dezer jukken loopt een päd, dat van Tjidjapoen
naar het aan 't Strand gelegen dorp Tjisaär voert.
Eerst klautert men 4 à 500 voet diep benedenwaarts längs de
voorsprongen en uilstekende hulten van den conglomeraatwand,
ten einde de middenstc, lioogste rih te bereiken, de
(îenige waardoor de muur met den Mesigit is verbonden. Over
deze rib zet men zijii togt voorl, terwijl 1er wederzijde onbcklimbaar
steile wanihm zicli versclieidene lioiulerd voet diep
^ r
4,
,1?
I i
f