
B S
180
smailen bodeiii van deze spieet, tussclien de elkander digt geiiaderde
wanden, stroomt met hruisende vaart de tji Raengan.
Zoo hoog, derhalve 300 voet, verlieft zicli de rand van den dalbodem
aan den regteroever boven de kloof, terwijl de oostwaarts
gelegene, d. i. linkerbergwand tot het dubbel diei' hoogte oprijst.
Te rekenen van de lielling af, waarin de voet van den rotswand
Boeroeng agoeng verdwijnt tot aan den rand der kloof,
worden over de ganscbe uitgestrektheid van dezen vlakken
voorsprong tallooze rotsbrokken verstrooid in bet rond aangetroffen;
zij bestaan allen uit een grofkorrelig conglomeraat
en liebben meerendeels de grootte van een Imis. Hier en daar
treft men tussclien deze rotsblokken een beboiiwd stuk gronds
aan, dat tot een der kleine dorpen belioort, die hier op een
grooten afstand van elkander verstrooid in het rond worden
gevonden; verder ontwaartmen niets dan Alang-gras, hetwelk
de overige gedeelten van den vlakken voorsprong heinde en
verre bedekt.
Aan den rand der kloof daarentegen verlieft zieh een digt,
oorspronkelijk woiid, dat zoowel de steile wanden der kloof
zelve als de tegenover gelegene helling van het dal met zijne
schadawen overdekt; in deze weelderige, in groeikraclit zoo
uitimintende natuur levert reeds het hestaan van dit woud
een duidelijk bewijs van de ontoegankelijkheid der Streek,
waarin het den mensch, met de vernielende bijl gewapend,
niet mogelijk is geweest den voet te zetten. Vervaarlijk groote
rotsblokken liggen alliier opeengestapeld; onder het uitgespreide
bladerendak van het woiid vormen zij zulk eene hobbelig
ruwe oppervlakte, dat het oor van den bezoeker dezer Streek,
wel is waar, allerwege het gedonder der snel in de diepte voortbruisende
beek verneemt, doch slechts op weinige plaatsen
den rand der kloof d igt genoeg kan naderen om een blik in de
diepte te slaan. Op eene plaats rijst de rand, alvorens hij in den
wand overgaat, tot een steilen rotstop of spits opwaarts; tegenover
denzelven verlieft zieh ook aan de oostelijke zijde een dergelijke
pilaar en tussclien deze beiden is de spieet zoo naanw,
rijzen de beide wanden, ter hoogte van ä 400 voet zoo steil
opwaarts, dat eenige in vroegeren tijd naar beneden gestorte
rotsblokken, door hunnen omvang, ter halve hoogte van den
f.^y.i,... . ^Sni^Ct.*
181
wand zijn blijven hangen en aldaar eene natuurlijke brug
„Tjoekang batoe" vormden; eerst vöor een drietal jaren i) is
deze brug door een bandjer weggerukt. ßeneden het dorp Garoeng,
dat op den voorsprong zuidwestwaarts van de rotsengte
ligt, wordt eene plaats gevonden, alwaar men in deze kloof kan
afklimmen. Hier ziet men tallooze rotsblokken, ter grootte van
20,30, j a, 50 voet, in woeste wanorde opeengestapeld liggen. Nu
eens vindt het wa ter der beek een doortogt beneden deze rotsblokken,
eiders treedt het al schuimende tusschen dezelven te
voorschijn, terwijl het op andere plaatsen in sprongen over de
rotsblokken heenstort en donderende watervallen vormt.
En op deze puinbrokken verheffen zieh, menigwerfmet slanke
, zuilvormige stammen, ter hoogte van 60 ä 70 voet, de heerlijkste
woudboomen; de kruinen steken trapsgewijs boven elkander
uit en reiken eindelijk tot aan den hoogsten rand der
kloof. Eiders ontwaart men Ficus-soorten, wier dooreeno-egroeide
wortelen zieh als een netwerk om het gesteente hebben
uitgespreid, en op vele plaatsen zijn het deze wortelen alleen,
waardoor het beklimmen van den wand mogelijk wordt gemaakt.
Jaarlijks störten gedeelten van den wand als brokstukken
in de diepte der kloof neder.
AI deze blokken, zoo mede de wanden der kloof, bij gevolg
de gansche voorsprong, welke ter diepte van 300 voet is doorgroefd,
bestaat uit een grof conglomeraat, waarvan de mceste
stukken eene grootte hebben van voet, wier hoeken iameltß
zijn afgerond; wijders komen er anderen in voor ter grootte van
1 duim ä 10 voet. Allerwege vertoont zieh de oppervlakte ongelijk
en hobbelig, ten gevolge van de brokstukken, die, ter
grootte van een menschenhoofd, boven dezelve uitsteken. De
steensoort van het meerendeel dier blokken is trachiet of
basalt: L. n". 976, anderen daarentegen zijn nieer porphierachtig
van aard, en bevatten in eene witkleurige felsit-massa,
behalve riakolith-, groote hornblendekristallen: L. n». 973,—
een dergelijk gesteente kenmerkt den g. Boeroeng agoeng,—
terwijl weder anderen uit veranderden zandsteen bestaan: L.
n°. 974. Deze laatste steensoort is buitengewoon hard enkristal-
Ol ."i
') Nainelijk, v66r mijn bezoek in 18-17.