
Üü raar.ssg.1.
; H
•41-
iS-
• i
66
benecleii is gevoerd, blijft liggen. — Tji Laki, eene grooLe Woeste
kloof, welke noordoostwaarts van Tjitawon, op een afstand
yan ongeveer 3 uren van gemeide plaats, in de Streek waar liel
dorp Batoer gelegen is, eene diepte heeft van 840 voet. De benedenste
dalbodem, voor zoo ver Inj gelieel enalvlakis, lieeft
aldaar eene breedte van 1,000 voet; daarop volgt een plat ter
hoogte van 10 voet, lietwelk uit eene rolsteenbank bestaat, en
alsdan verheffen zieh ter wederzijde de wanden, welke ten
gevolge van oeroek's in verscbeidene trappen zijn afgedeeld. De
gansehe middenruimte tussclien de rolsteen-platten is, gedurende
den regentijd, jaarlijks eenige malen met water gevuld.
Op den 11'^™ September, 1847, trof ik de gelegenlieid aan
cm zulk een bandjer bij le wonen. Vöormij ontwaarde ik een
pijlsnel benedenwaarts stroomend meer, dat eene breedte van
1,000, bij eene diepte van 10 voet bad en hetwelk verscbeidene
palen lang was; ik zag eene menigte woudboomen met onweerstaanbaar
geweld door den stroom voortslepen; deze knaagde
met ZOO veel kracht aan den rand der rolsteenbank, waarop ik
mij met eenige Javanen bevond, ten einde van daar bet Woeste
sciiouwspel waar te nemen, dat ik lierbaaldelijk genoodzaakt
was mij zoo snel mogelijk van daar te verwijderen, dewijl
groote gedeelten van de b a n k met een donderend geklots naar
beneden stortten en door den woedenden stroom werden voortgesleept.
Welke erosie, welke verplaatsing vanmateriaal, welke
verwoesting van vroeger bestaande, welke vorming van nieuwe
lagen en rolsteenbanken kan niet door een enkelen bandjer
van dien aard worden te weeg gebragt! — Tji Lajoe, oostwaarts
van de tji Laki gelegen; boewel deze kloof niet de diepste
is, dewijl zij 2 uren westwaarts van bet dorp Tjiringin, slecbts
700voet diepte beeft, zoo is zij echter, bij eene gelijke diepte, smal-
1er, heeft zij steilere wanden dan andere in zandsteen en conglomeraat
lagen uitgespoelde kloven. Den bodem der kloof kan men
slecbts bereiken met behixlp van rotan-spranten, welke door
de Javanen längs den wand gespannen en vastgehecht zijn geworden
aan uitstekende hoeken der rots of aan boomstammen.
Merkwaardig is d e z e k l o o f door bet vulkanisch gesteente, dat,
in kolossale, loodregt staande zuilen afgezonderd, hier doorgebroken
isen dat thans op verschillende plaatsen in de gedaante
67
van pilaren of torens, ter hoogte van 2 ä 500 voet, aan de wanden
uitsteekt. — Tji Pantjong, aan de grenzen van Tjidamar en
Soekapoera; deze buitengewoon steile, smalle kloof is tusschen
de dorpen Tjiringin en Boemboelan, ter diepte van ongeveer
500 voet, in zandsteen en conglomeraat-lagen uitgespoeld geworden.
— Tji Kantang, in het distrikt Kendeng wesi (regentschap
Soekapoera, gelijk al de volgende). Tji %aoetoron, aan
de grenzen van Kendeng wesi en Nagara, heeft, even als de tji
Palaboe en de tji Kaso, eene geringere diep te dan de anderen. —
Tji Sangiri, ten oosten van den goenoeng Limboeng, lieeft eene
diepte van 1,625 voet. (Zie vroeger bladz. 29) Tji Pabaloehan.
Tji Kaengan, even als de laatst voorgaande, in het distrikt
Nagara. — Tji Balo en tji Patoedja in het distrikt Karang. (Zie
vroeger bladz. 32). Tji Longan, 1,670 voet diep, in het distrikt
Tradjoe; deze laatste werd geraeten op baren bodem in de nabijheid
van Dedel, het hoofddorp van het distrikt, benevens
op den zuidwestelijken rand van het dal, op den zoogenoemden
goenoeng Batoek, het paspunt van den weg, welke van
Dedel naar het meer westwaarts gelegene tji Raengan-dal
voert.
Behalve de hier boven genoemde groote, en een groot aantal
kleinere erosie-dalen, waarvan hier geene melding is gemaakt,
maar die, —• hieraan mag niet worden getwijfeld, — allen
hun ontstaan te danken hebben aan de beken, welke door
dezelven stroomen, komen nog andere dalen in het tertiaire
gebergte voor, die niet geheel en al zijn ontstaan ten gevolge van
het tiitspoelen des bodems, door de werking van het water; dit is
vooral het geval in de hooger gelegene streken van dit gebergte,
namelijk, in de nabijheid der vu.lkanen; die dalen zijn, althans
voor een groot gedeelte hunner diepte, gevormd door oorspronkelijke
splij ting des bodems. Ten deele vormen ook opgedrevene
vulkanische rotsen hunne wanden, en de neptunische (mergelachtige,
zandachtige) lagen zijn, menigwerf over eene zeer
groote uitgestrektheid, verhard of geheel verkiezeld. Slechts in
het voorbijgaan kan hier van deze soort van dalen, wier ontstaan
aan meer dan eene oorzaak moet worden toegeschreven,
gewag worden gemaakt; men treft dergelijke dalen onder anderen
aan in die streken, naar welke het 4,000 voet hooge plateau