
'Tfäfitiiiia^ai
48
ii
i '1
Ii
aaii de zuidkust, door deze neptxmische formatie daargesteld, eii
liet is derhalve hier, dat het eigenlijke veld onzer onderzoekingeii
gelegen is.
Wij zullen in den loop van deze verliandeling, ten opzigte van de lagen en derzelver
legwijze, steeds de navolgende uitdrukkingen bezigeu voor de verschillende toestauden
of verschijnselen, welke dienaangaande worden opgemerkt. In de volgende
lijst zullen wij achter de hollandsche woordeu die wij zullen bezigen, tot betere opvattiug,
tevens die woorden aanhalen, welke de Imogduitsclie taal als vaste geologische
termen' aangenomen heeft.
Laag, vlot, vlotbedding: Schicht und Plötz; — ligging: Lage; —• legwijze, legering ,
wijze van ligging: Lagerung; —• laagdeeling: Schichtung; —dikte: Mächtigkeit; —
het Uggende (gesteente), de laag waarop de andere rust: das Liegende; — het hangenke,
de laag waarvan de andere bedekt is: das Hängende; — scheidingsvlakken, de
evenwijdige spleten tusschen het liggende en het hangende: Schichtungs-klUfte; —
de koppen der lagen, de afgebrokene, smalle uiteinden der lagen: die Schichtenköpfe;
— het uitgaande, de plaats waar de koppen aan den brenkrand van het gebergte
ontbloot zijn: das Ausgehende; — de rigtwijze, rigting, strekking der lagen:
das Streichen; het invallen, de daling der lagen: das Einfallen; — steil invallen:
einsehiessen; — onderdiepen, onder den rand dalen van eene andere laag en zieh
beneden deze laag voortzetten: nnterteufen; — overgrijpen, het tegenovergestelde
van het vorige, boven eene andere laag eindigen: übergreifen; uitwiggen, wigvormig
te niet loopen: auskeilen; — afgeliroken, afbreldng: unterbrochen, Unterbrechung;
—• uit elkander rukking en verplaatsing der lagen: Verriickung, Verwerfung
der Schichten; — uit hun verband gerukte en verplaatste lagen: verworfene
Schichten; — gerukte lagen, in 't algemeen genomen: verrückte Soldchten; — horizontale
lagen: söhlige Schichten; — loodregte, op den kop staande lagen: saigere,
auf dem Kopfe stehende Schichten; — omgeworpen, omgekanteld: vungeworfen, umgekippt;
— omwerping: TJmwerfung; — opheffing: Erh^ebung; — oprigting: Aufrichtung;
opdrijving: Auftreibung; — opgeheven, opgerigt, opgedreven; enz. — Zoo als
de wäre laagdeeling: Schichtung, alleen in Het neptunische gebergte te huis behoort,
ZOO komt de afscheiding, afzondering: Absonderung, slechts in vulkanische en plutonische
gebergten voor'en beteekent de verdeeling der rotsen in afzonderlijke, doch
zamenhangende stukken, ten gevolge van naauwe reten, afscheidings-spleten,
waarmede zij doorküefd zijn. Andere uitdrukkingen zoo als splijting, klieving, doorklieving,
gekliefd, doorkliefd enz. verklaren zieh of van zelf of zullen later, inaanmerkingen
worden toegelicht.
Tlians zullen wij de twaalf lioofdvormen, typen, omschrijven
en van elken vorm een voorbeeld bijbrengen. J. III. Figunr 2
geeft eene voorstelling van elk dezer verschillende vormen.
BERSTE VORM.
De wijze van ligging is Lijna of gelieel en al liorizontaal, de
lagen lieLLen eene zeer geringe of volstrekt geene daling, en
de vorm waaronder zicli hei ¡and voordoet is vlak, eentooning, de
oppervlakte der formatie vormt eene effene Streek ofplateau, dat
meer of min golfvormig of door erosie-dalen kan doorsneden
zijn. Door de w^erking van uitspoelende of andere kracliten,
welke zieh later hebben geopenbaard, of doordien van een gescheurde
kalkbanken op de formatie zijn gelegen, kan de uiterlijke
gedaante der oppervlakte, althans op eene kleine schaal,
zeer bultig, oneiFen zijn; in dat geval echter liggen de schedels
der verschillende oneiFenheden van het neptunische gebergte
ongeveer opgelijke hoogte, — vormt het land in het algemeen,
als een geheel beschouwd, eene vlakte en vertoonen zieh aan
zijnen zoom, op een grooten afstand gezien, geene oneffenheden.
Deze land vorm heeft op Java, in het tertiaire gebergte,
zelden eene aanmerkelijke uitgestrektheid. Bijna alle groote
vlakten zijn hedendaagsche vormingen, namelijk, alluviaalbodem.
Daarentegen worden vlakke stukken der tertiaire formatie
van geringe uitgestrektheid, welke hier en daar voorkomen,
tusschen verbrokkelde en uit hun verband gerukte gedeelten
van het gebergte veelvuldig aangetroffen. Als Voorbeelde-\
van een vlak-tertiair gebied van groote uitgestrektheid mögen
dienen: a. vele streken in Noord- en in Gentraal-Baiitam. Aldaar
vindt men golfvormig-vlakke landschedels, welke eene gemiddelde
hoogte boven de oppervlakte der zee hebben van 517 voet,
waartusschen labirintisch. kronkelende rivierdalen heenloopen,
wier vlakke bodejn n u eens smaller, dan weder breeder wordt,
op de breede plaatsen bewoond is en gemiddeld slechts 75 voet
boven de oppervlakte der zee ligt. — h. Het land gelegen tusschen
de noorderkust en de kali Solo, hetwelk met eene menigte van
kalkbanken is bedekt en, van den oostelijken voet der bergen
Oengaran en Merbaboe af, zieh üitstrekt door hetgansche eiland
Java en Madoera, ja,nog verder oostwaarts reikt door middel
van eene menigte kleine, vlakke eilanden (Sapodi, Kangelan en
andere,) welke eene rij vonnen, waarvan het uiteinde eerst
nabij den goenoeng Api, ten noorden van het eiland Wetter,
wordt gevonden.
Wat de kalksteenbanken betreft, deze zullen wij later afzonderlijk
behandelen.