
1 Li« 1
' i-f
4 , I
m
kanle zuilen, die zwarL van kleur, 4- ä ^ duitn lang zijn) —
wijders van glimnier (die zwartaclitig groen is en welks blaadjes
tot zeszljdige ea insgelijks i ä 1 duim lange zuilen (1) aaneengevoegd
zijn) — en van walerlielder kwarts worden gevonden;
de laatstgenoemden liebljen, zoowel wat beLrefl liiin
aantal als liunne grootte, verre de overhand in het gesteenle
en zijn tot hexagonale dodekaeders ler grooUe van ä |
duim gekristalliseerd. Heeft de rols dezen vorm, dan wordt
er geen magneelijzer, of slechts in geringe Iioeveellieid aangeiroffen,
hetgeen bij Pesawahan in zulk eene groole mate het
geval is, lerwijl hier daarenlegen zwavelijzer, zoowel in kleine,
teerlingvorinige kristallen, als in groole, korrelige massa's op
enkele plaalsen, — in soraniige streken der rols bij wijze van
nesten, strooken — wordt gevonden. Zeer dikwerf ontwaart men
dergelijke kleine ijzerkiesteerlingen te raidden van kwartskristallen,
door wier zuiver, doorziglig wil bun blinkend goudgeel
beenscbitlert.
Nergens ontwaart men eene scberp geteekende grens tusschen
dezen porpbier en de meer tracbielacbtige rotsmassa (L. n". 594),
die in de omslreken van Pesawahan voorkomt; bij scbijnt eerder
als eene volkoraener gekrislalliseerde varieteit der laatst bedoelde
rotssoort beschouwd te moelen worden, die hier en daar bij wijze
van afzonderlijke streken of zonen daarin voorkomt. In die streken ,
waar de tracbielacbtige hoofdmassa veel ijzerkies bevat, wordt het
insgelijks in de porphier-massa en omgekeerd gevonden. Uithoofde
van de menigle groole kristallen, die de porpbier bevat, heeft bij
eene honte, bobbelige oppervlakte; de oorzaak hiervan moel worden
gezocht in het ligter verweeren van het felsiet-deeg dan van
de bornblende- en kwarlskrislallen , welke derhalve boven de oppervlakte
uitsleken.
Heeft men den waterval der Tji-Mas bereikt, dan verkrijgt men
eene uitmuntende gelegenheid om de structuur van het gesteente
le onderzoeken , uithoofde het hier tot op eene grootere diepte dan
(1) Gewoonlijk zijn de 6 vlakkcn der glimmerznilen gelijk van grootte, zoodat or
slechts van tijd tot tijd voorkomen met vlakkeii , waarvan twee tegen over elkander
staande veel smaller zija dan de anderen , ten gevolge waarvan de zuilen plat gedruLt
loeschijnen.
i'^ilifitiliiiiäffliM
5 S 5 7
op andere plaalsen der beekbedding is ontbloot. Deze waterval
vormt herhaalde sprengen over trappen, welke in dal gedeelte der
beek op elkander volgen, alwaar zij, - eenige boglen niet
medegerekend, _ ongeveer i paal ver van het zuiden naar het
noorden stroomt. - Nabij den hoogsten trap, Tjoeroek-Magbar
geheeten, heeft de bodem der bedding, die terrasgewljs helt, binnen
den afsland van 1000 voet een verval van ongeveer ISO voet
Hier heeft de porphier op vele plaatsen eene plaat-of laagvormige
afzondering, waarvan de afzonderlijke platen tamelijk regelmalig
van het oosten naar het westen zijn gerigt en onder een hoek van 45
graden naar het zuiden hellen; op andere plekken is de rotssoort in
alle mogeUjke rigtingen met spielen doorkloofd, ten gevolge waarvan
zij in groote, steeds scherphoekige stukken is afgedeeld, die
gewoonlijk aan den eenen kant smaller toeloopen dan aan den
anderen kant, zoodat de meesten in vorm op scheeve, rhombische
zmlen gelijken. Zelfs de kleine, platte stukken, waarin de rots
s p h j t , indien zij onder den hamer wordt verbrijzeld, loopen aan den
eenen kant smaller toe en hebben, van de smalle zijde bezien (a)
gewoonlijk vier, zelden vijf zijhoeken (zie J. III. Figuur iQ) Deze
kleine stukjes, - in c van de platte zijde afgebeeld, - zijn niet
verder verdeelbaar en kunnen slechts moeijelijk met den liamer
worden verbrijzeld. Worden nu gindsche groote, raeer of minder
rhombische stukken steeds in meer langwerpigen, smalleren vorm
aangetroffen, dan ontstaan daardoor werkelijke, tamelijk lange
platen, wier spitse uiteinden - van de smalle zijde gezien, loopen
zij naaldvormig dun uit - wigvormig aan elkander sluiten, en
op die wijze gaan beide afscheidingssoorten zonder duidelijke grens
in elkander over of wisselen herhaaldelijk raet elkander af De
oppervlakte der rols is oneffen, hier en daar terrasvormig, ten
gevolge van de koppen der afgebrokene platen, eiders weder onregelmatig
met bullen en hoogten bedekt. - Een tweede, lager
liggende trap wordt Tjoeroek-Ngoeloeboeng geheeten; alhier vindt
men aan de regier- of oostelijke zijde der beekbedding, behalve
porphier, nog een ander mtbarstingsgesteente : een harde, fijnkorrehge
Iracbiet van beider grijze kleur, welke door eene scherp
geteekende en lijnregt loopende grens van de eerslgenoemde sleen