
f.
sLukkeii, waarouder er voorkomeii ter dikte van 10 en ler lengte
van 25 voet; zij zijn verlicaal gerigt en schijnbaar onregelmatig
van vorm, doch meerendeels vijfhoekig met scherpe kanten,
welke Stakken gewoonlijk naar eene zijde, naar boven of naar
beneden, in eene sclieeve rigting smaller toeloopen dan naar den
anderen kant, waar tnsschen hier en daar zeer smal en spits uitloopende
platen als ingeschoven schijnen te zijn. [Ziei.lll. Figuur
53.) Hoev^el veel kolossaler van vorm herinnert deze wijze van afzondering
aan dien van den porphier van Tjimas (no. 11) en anderen.
s®. E. Hornblende-porphier van den bergkam 6.-
B o e r o e n g agoeng aan de westelijke zijde van bet dal der Tji-
Kaengan. (Distrikt Batoe vv^angi.) Hij is in verticaal staande,
kolossale zuilen afgezonderd en werd reeds vroeger op bladzijde 179
bescbreven. Een witacbtig felsiet-deeg, dat, met de lonp bescbouwd,
kristallinisch fijnkorrelig is, omsluit, behalve watei'heldere feldspaath
krislallen en zeer kleine raagneetijzerdeeltjes, vele groote,
glimmend- zwarte hornblende-kristallen, die 2ä 9 strepen lang
(znilvormig) zijn: L. n". 975. Gelijk de wijze van afzonderingin
het groot torenvormig, scherphoekig is, zie J. III. Figuur 54, is
zulks mede in het klein het geval. De blokken, welke zieh van
den rannr hebben afgescheiden — geledingen van groote zuilen —
zijn op hunne beurt tamelijk regelmatig in kleinere, 4 of 6 hoekige,
doch meerendeels 5 hoekige zuilen afgedeeld, welke eene
dikte van 1, bij eene lengte van 4 voet hebben. — Deze porphier
vormt den hoogsten , middenslen kam van de breede, doch
voor het overige neplunische bergstrook, welke de uitspoelingsdalen
Tji-Kaengan ten oosten en Tji-Paboe-lakan ten westen van
elkander Scheidt en van lieverlede naar de znider kust afdaalt. Hij
komt slechts op deze plaats — aan de westelijke zijde van Tjoekang
batoe, zie bladzijde 181 — ontblöot voor, doordien hij boven
de gewone zandsteen-, conglomeraat- en mergellagen uitsteekt.
SS. E. T rachi t i sch bergjuk G.-Amlong. Verder noordoostwaarts
, mede aan de westzijde van het dal der Tji-Kaengan,
waarin het dorp Tjigintoeng (1) ligt (distrikt Batoe wangi) , bell)
Men gclieve op bladzijde 179, regel 22 van bovari, eeiie schrijdbut te verboteren ,
door Tjigintoeng te lezen in plaats van Singa toowoe.
iiiiaai i'MsiBlilli
59!
Staat de hoogste, raiddenste kam der genoemde bergstrook uit
een hoog juk, G.-Amlong geheelen, dat i)ijna den vorm heeft van
eene doodkist en zieh lijnregt van het zuidwesten naar het noordoosten
uitstrekt; längs zijne zijwanden daien groote, stutvormigo
ribben afwaarls, welke reeds in de verte den endogenen aard
van het bergjuk doen kennen. Nergens toch wordt zuik eene regelm
atige splijting der berghellingen waargenomen, waardoor ver
naar buiten springende ribben worden gevormd, dan aan de hellingen
der trachiet-vulkanen en vulkanische raassa-gebergten (vergelijk
vroeger n«. 8). Dit juk Staat echter niet in regtstreeksch verband
met Vulkanen, want den naastbij gelegenen, den G.-Tjikorai,
ontwaart men van hier op een groolen afstand in het noordnoordwesten.
Bergmassa's, die van zuiver neptunischen oorsprong
zijn, liggen tusschen dezen vulkanischen kegel en den G.-Amlong,
welke als een geisoleerd pyrolitisch bergjuk boven het tertiaire
gebergte oprijst. De lagen van dit laatstgenoemde gebergte, die
aan den voet des G.-Amlong, in den dalbodem en aan de oostzijde
van den dalwand in de beddingen van al de te dier plaatse gevonden
wordende beken ontbloot zijn, bevatten op vele plekken
nesten en dünne lagen fossile kool, benevens fossile hars, gelijk
reeds vroeger op bladzijde 279 is aangemerkt geworden. Het gesteente
van den G.-Amlong is trachitisch en phonolitisch van aard.
Aan den voet van het gebergte, zuidoostwaarts van Tjigintoeng,
wordt eene fraaije ontblooting van dit gesteente gevonden in de
bedding der Tji-Potoi, welke hären oorsprong heeft aan de bclling
des G.-Amlong. Het is hier meer phonolitisch dan trachitisch
van hoedanigheid: L. n". 977, heeft e-ne blaauwachtig grijze
kleur, en bestaat bijna uilsluilend uit eene digle felsiet-massa ,
die (ijnhladerig splinterig, bijna glad op de breukvlakken is, waarin
ter naauwernood een enkele glazige feldspaath-kristal kan ontdekt
worden. Het bevat eene vcrbazende hoeveelheid ijzerkies, — dat
als goudstipjes blinkt, — en daarenboven in dünne lagen tusschen
de afzonderüjke platen voorkomt; ten gevolge daarvan laten deze
platen zieh, even als op elkander liggende planken, gemakkelijk
van elkander scheiden. Even menigvuldig als het zwavelijzer
er in voorkomi, vindt men zwarlkleurige magneeti-jzerkorrelljcs
i
%
M