
a
i l :
Eene gelljke overeenkomsl als wij opmerken in de uiterlijke
gedaanle en de wijze van afzondering dezer rotsbergen op het
plateau van Bandong en den G.-Parang (n». 2b), beslaat er
tusschen beiden, wat betreft hun pelrographisch karakler. —
De geologische gesleldheid van liei plateau van Bandong, waar
steil hellende en veranderde zandsteenlagen, benevens verbazend
dikke en uitgestrekte kalkbanken der lertiaire formatie in aanraking
komen met plutonische uitbarslingsgesteenten en den rotsgrond
vormen van het bekken, waarop zoetwaterlagen, ter dikte
van 5 à 500 voet, zijn afgezet, lerwijl een krans van vulkanen,
die gedeeltelijk nog werkzaam zijn, den ketel oraringen, dezegeologische
gesleldheid is zoo ingevv^ikkeld, doch le gelijker tijd zoo
gewiglig, dal ik het voornemen heb opgeval die, even als de bijzonderheden
des G.-Parang, meer uitvoerig te behandelen in eene
inonographie, waarbij kaarten en profielen zulleu worden gevoegd;
te dezer plaatse, zoo mede onder n«. 27 en 28 en in het 12''®
hoofdstuk zal ik slechts de inerkwaardigste, plaatselijkebijzonderheden
optellen.
S i . E. ^ M. Dioriet aan den Tjoeroek-Aliraoen. (Distrikt
Rongga.) Te rekenen van den eerslen waterval, den Tjoeroek-
Djompong, vormt de Tji-Taroem in haren weslelijken loop nog
verscheidene watervallen, lerwijl de bodem der kanaalvormige en
scherp begrensde Idoof, die g à 700 voet diep het plateau doorsnijdt
en eindelijk eene doorbraak ter diepte van 1663 voet door de grensketen
tusschen Bandong en Radja mandala vormt, somlijds Irapvormig
daalt. Vergelijk hier boven bladzLjde 84. De Iweede waterval,
Tjoeroek-Lanang, en de derde, Tjoeroek-Kapek geheelen,
zijn slechts kleine trappen of stroomversnellingen, veroorzaakt door
trachiet-dammen, de vierde is reeds vroeger op bladzijde 205 door
mij beschreven en is eene enge plaals — Tjoekang raon •— in
het rivierbed, dal in eene kalksteenbrekzie is uitgespoeld ; de
Tjoeroek-Alimoen daarenlegen, welke in de nabijheid is gelegen
der doorbraak in de westelijke grensketen, in eene slreek waar
de kloof eene diepte heeft van meer dan 700 voet, is een verticale
trap der beekbedding van ruim 70 voet hoogle, ontstaan
door een dam van grofkorreligen dioriet: L. n". 814—816, van
'¿mM
38Ö
welks rand de Tji-Taroem met donderend geweld al schuimend
nederploft. Het is niet de hoogste, maar, wat betreft de watermassa,
de grootsie waterval op gansch Java. De steensoort, welke
hier het tertiaire-gebergte heeft doorbroken, beslaat bijna uit gelljke
deelen van willen albiet en zwarlachtig groene of groenachtig
grijze hornblende, die tot eene korrelig-kristallinische massa zaàmverbonden
zijn; dit gesteente springt aan de wanden in den vorm
van ribben naar buiten en heeft eene rhomboìdische, scherphoekige,
hier en daar eene onduidelijke zuilvormige afzondering.
Stroomafwaarts beneden dezen waterval, aan den linkerwand der
kloof, in eene Streek, welke reeds gedeeltelijk tot de dwarsdoorbraak
des strooms door de grensketen behoorl, vormt de dioriet
een gang met scherp afgesnedene wanden, welke voorkomt tusschen
steil opgerigte, veranderde, klinkend barde zandsteenlagen : L. n".
832 en 833 aan de eene en 834—836 aan de andere zijde ; vele
van deze zandsteenlagen zijn zoo kristallinisch geworden, dal men
ze liglelijk ten onregte als trachiet-platen zou kunnen beschouwen.
Het eruptie-gesteenle van dezen gang, welke onder anderen ontbloot
voorkomt in de bedding der nevenbeek Tji-Poloi: L. n". 817,
beslaat uit tamelijk groole, glasgroene albiet- en hornblende-kristallen,
die tot een geheel van korrelige structuur innig zijn zaamverbonden.
Versch zijnde, heefl bei gesteente op de breukvlakken
eene levendige, donker groene kleur; laier echter wordt hei
koolzwarl, en dan laten de krislallen, die aan hunne uilspringende
hoeken aanvankelijk half doorschijnend zijn, zieh alleen
nog herkennen aan hunne blinkende vlakken. — In den diepen
bodem der kloof ligi, beneden deze plaats, de vroeger op bladzijde
8S beschrevene zesde waterval der Tji-Taroem, namelijk, de slroomengle
Sangjang eloet.
S S . E. M. ßasall-doorbraken in de Tji-Ea en veranderde
zandsteenlagen te Batoe-Asaän. Aan.de buitensle
(noordweslelijke) zijde der laagsgewijs gevormde bergketen, welke
de Tji-Taroem heeft doorbroken, ter linkerzijde, op een afstand
van eenige palen, zuidwestwaarls van de doorbraak. (Distrikt
Tjiea.) — De hoofdmassa van het geborgte beslaat uit zandsteenlagen,
benevens kalkbanken, waaronder een donker grijze kalk-
•