
r i ì y a - i s f g
I; P ' •
fi''
)34
.1 1I ' 4Î '
k H
•4 1
'1 ii
(jevormde lid der lertaire formaiie uilmaken, — dat zij eene rotskorst
vormen, die rust op de oppervlakte van de andere lagen,
onverschillig van welk zanienslel deze laatsten ook mögen zijn.
Dat de talrijke fossile overLlijfselen , welke in deze lagen voorkomen,
tot de nieuwere terlaire periode behooren, dit is reeds vroeger in
het vijfde hoofdsluk aangetoond.
Wat betrefl liet praktische nut, dat van de kalkgebergten van
Java kan getrokken worden, uit dit oogpunt beschouwd, zijn zij
van zeer veel gewigt te achten, en wel: 1". uithoofde zij,door den
koolzuren kalk te branden, kunnen dienen ter bereiding van bietenden
kalk, die, met water tot kalkhydraat verbünden en met zand vermengd,
als metselspetie bij het bouwen van huizen, enz., gebezigd
wordt ; 2°. uithoofde van de holen, waarin zwaluwen bare eetbare
nesten bouwen en 3° uithoofde van het salpeter, dat bereid kan
worden nit de aarde, die den bodem der meeste holen bedekt,
bij voorbeeld , in Rëmbang, Madioen , te Soetji nabij Gresik. De
stikstof (Ammoniak), in deze aarde aanwezig, is niet afkorastig
van den kalksteen , gelljk vele reizigers, doch ten onregte veronderstellen,
maar in tegendeel van den mest der vledermuizen,
welke in al deze holen in tallooze menigte worden gevonden en
wier voedsel deels uit vruchten, niaar voor het grootste gedeelte
uit insekten bestaat. De lagen , welke de mest van dit gedierte op
den bodem van vele holen vormt, zijn onuitputtelijk, dewijl zij
steeds op nieuw worden gevormd ; menigwerf worden onverteerde
overblijfselen van insekten, vooral vleugelen van Coleopteren daarin
gevonden (zie vroeger bladzijde 176 : Goea-Tjiboeaja). Bovendien
zijn deze dierlijke uitwerpselen vermengd zoowel met de losse,
humusri.jke aarde, die, gelijk reeds vroeger door ons is aangemerkt,
er van buiten inkomt, als met eene geringe hoeveelheid
aarde, die uit de verweering van den kalsteen zelven ontstaat.
Door raiddel van een zeer eenvoudigen toeslel wordt de salpeter,
die in deze aarde reeds is gevormd, door de Javanen uitgeloogd,
welke loog zij vervolgens door uildamping doen verdikken.
TIEIVDE HOOFDSTÜK.
ERUPTIE-GESTEENTEN EN METAMORPHISCHE ROTSSOORTEN
IN HET TERTIAIRE GEBERGTE.
I . OPTELLING EN KOIÌTE BESCHRIJVING DER GEWIGTIGSTE VERSCHIJNSELEN
VAN DEZEN AAUD IN 1)B IÌIGTING VAN HET WESTEN NAAR
HET OOSTEN GAANDE.
Indien ik de door vuurgloed gevormde (endogene) gesleenten, die gesmolten,
of, door hoogen hitlegraad week geworden, in taaijen toesland
zijn gekomen tot aan de oppervlakte van het tertiaire gebergte, dat zij op vele
plaatsen als gangen, binnen scherp geteekende grenzen beperkt, hebben doorbroken,
Indien ik deze gesteenten te gelijk bebandel met de veraiideringen,
omzettingen, welke de lagen van dat gebergte hebben ondergaan, wat betreft
haar petrographisch karakter, dan geschiedt zulks uithoofde de metamorphische
vormingen van het tertiaire gebergte gewoonlijk op dezelfde plaatsen voorkomen,
alwaar endogene, zoogenaamde vulkanische en plutonisohe rotssoorten
worden gevonden, waarmede zij of in eene rcgtstreeksche aanraking zijn, of
althans in de nabijheid er van worden aangelroffen. Met deze rangschikking
wil ik echter in geenen deele te kennen geven, dal deze eruptiegesteenten,—
])ij voorbeeld, door den hoogen hittegraad, welke zij er aan mededeelden —
de onmiddellijke, naaste oorzaak zijn geweest van de verandering, welke het
laagsgewijs gevormde gebergte heeft ondergaan. Ik behandel ze alleen hierom
te gelijker tijd, dewijl zij gewoonlijk op dezelfde plaats voorkomen. Waar
ganggesteenlen waren opgestegen, moest het tertiaire gebergte natuurlijkerwijze
mcer van ocn gespleten zijn dan olders het gcval was. In deze spielen konden
i I