
KtlULi iOg,
H
mä ti
ilclitig worcll, dat er slechts uog eiakele groote brokstukken onder
voorkomen en hetzclve tevens eene steeds meer en meer
duidelijk wordende laagsgewijze verdeeling vertoont. Tamelijk
grof is hetzelve tot aan de kloof der tji lioös. Zuidwaarts echter
van deze kloof, in het bed der tji Bakoeng, welke door een plateauaclitig,
vlak gedeelte van het hoogland stroomt, vormt hetzelve
de banken van den groven, zwartachtig groenen zandsteen:
L. n». 551, welk gesteente aan de zuidelijke zijdeder beek,
namelijk, op dat rijzende gedeelte van het terrein, hetwelk in den
oedjoeng Gowah santja uitloopt, met de kalksteenbank: L.
n". 552, is bedekt.
Alle lagen hebben alhier eene tamelijk horizontale rigting
en grenzen ten zuiden, — door overgrijping — aan de lagen
van den Linggoeng-muur, welke onder een hoek van 25 ä 30
graden naar het noord-noordoosten hellen.
Uit deze wijze van ügging mag met grond worden opgemaakt,
dat het congiomeraat is afgezet geworden op reedsvroeger
aanwezige lagen en waarschijnlijk eene dalspleet tusschen
dezelven vult, ter plaatse waar een gedeelte dezer oudere lagen
door het opgestegene eruptie-gesteente is verbrijzeld geworden.
Nadat dit congiomeraat afgezet was, nadat hetzelve reeds een
gedeelte van het (submarine) laagsgewijze gebergte vormde,
zoodat — gelijk zulks geschiedde ten zuiden van de tji Rawoeng,
— koralen bouwende polypen en Anneliden zieh daarop
konden vasthechten en de poreuse kalkbank: L. no. 552, konde
gevormd worden, eerst toen werd het, benevens de gansche,
ten deele endogene, ten deele neptunische basis, waarop hetzelve
rust, opgeheven tot de hoogte, welke het thans bereikt.
De lagen, welke vroeger alhier aanwezig waren en ten gevolge
van het opstijgen van het Mesigit-gebergte door de vulkanische
rots \yerden verbrijzeld, dragen thans het hunne
bij om, in den vorm van zand en gruis, de ruimten tusschen
de puinbrokken te vullen. De vreemsoortige rotsbrokken, zoo
als de augietporphier: L. n«. 624, en het diorietische gesteente:
L. n». 625 en 626, welke daaronder worden aangetroffen, zijn
waarschijnlijk fragmenten van een nog dieper in de aardkorst
verholen liggend massa-gesteente, dat insgelijks doorbroken
en in brokstukken mede opwaarts gedreven werd. Dergelijke
169
vaste gesteenten met glasgroene hornblende: L. n». 545, 546 en
547, die ten deele mandelsteenen vormen, en vele met kwarts
en zeolithische mineralia gevulde blaasruimten hebben, worden
beneden aan den oever der Wijnkoopsbaai, derhalve aan den
voet van het gebergte werkelijk aangetroffen. In het 10^® kapittel
zullen wij de gangen van augietporphier leeren kennen,
welke, 5 a 6 minuten verder zuidwaarts, door de zandsteenlagen
in de bedding der tji Marindjoeng en der tji Kawoeng zijn
doorgebroken, benevens het schoone, zeer groote kristallen van
kwarts, glimmer en hornblende omvattende porphier van Tjimas,
hetwelk aan de oostelijke grens van de conglomeraat-bank
wordt gevonden, doch tmarvan geene sparen in het congiomeraatgesteente
voorkomen.
3". Een congiomeraat, dat insgehjks uit grove puinbrokken
bestaat en veel overeenkomst heeft met datgene, hetwelk wij
ZOO even hebben omschreven, treft men aan in het oostelijkste
gedeelte van Djampang koelon, nagenoeg in het midden der
Djampang-landen, ter plaatse waar, van Baboaran in het tji
Kaso-dal, de weg, welke in eene west-noordwestelijke rigting
naar Bandarsari voert, allengs hooger rijst. Ontwaart men op
den vlakken bodem van het tji Kaso-dal, dat met rolsteenen is
bedekt, eene bank van verkiezelde puinbrokken (uit kwarts,
jaspis en agaat bestaande), zoo ziet men in de zoo even opgegevene
rigting, over eene uitgestrektheid van 5 ä 6 minuten,
een vulkanisch congiomeraat, dat in de beddingen van al die
beken ontbloot ligt, welke, even als b. v. de tji Gombong, ßodjong,
enz., het bultachtige, in duizenden van heuvelen opstijgende
land doorsnijden. ßehalve in deze beken ontwaart men
het puingesteente insgelijks op vele andere plaatsen van dit terrein;
overal vertoont het zieh buitengewoon kaal, naakt en van
alle vruchtbare aarde beroofd. De oppervlakte van het land is,
ten gevolge daarvan, zeer hobbelig,vormt vele uitstekende hocken
en bestaat uit puinbrokken ter grootte van 1 a 10 voet, die
rneerendeels scherpe en slechts zelden eenigzins afgeronde
lioeken bezitten; de steensoort, waartoe zij behooren, is trachiet,
welke echter door toenemende fijnheid van korrel veelal
basaltisch van aard wordt. Dit puinveld cindigt in de nabijlieid
van Bandarsari, op een afstand van ongeveer 2 minuten
1- - '
t.
r-
'.31
inö;:--
-ti-T--
t
7