
•MMÉÉI
i lì
114
iieer iiij wordt gewreveu of met den hamer geklopt, een onaangenamen
reiik yerspreidt. Hij rijst op in dikke banken, die echter
verbrijzeld en gespleten zijn en bijna geheel en al uit koralen
en Annulaten van zeer verscbillende soort bestaan: L.
900—91i2. riet voornaamste bestanddeel d n ezer rotsen is:
eene Sabeliaria-soort n°. 12, overeenkomende met de crassissima
Lro.
tt. Noordwaarts van den kolossalen rotstoren van het trachitisclie
porphier-gebergte: goenoeng Parang, ongeveer in bet
midden tusscben de vulkanen Gêdé en Boerangrang, docbmeer
noordwaarts dan deze kegelbergen, beeft de tji Taroem zicb
een doorgang gebaand door eene buitenste en noordelijkste
neptnniscbe bergketen, — door den noordelijken zoom van
bet boogland van Bandong en Tjandjoer; van de buitenwaarts
gekeerde zijde der doorbraak af, in de nabijbeid van Tjikao
(residentie Rrawang), wordt deze rivier bevaarbaar. Het zijn
voornamelijk lagen'tbon, mergel en fijnkorrelige kalkzandsteen:
L. n°. 927—931. Is dit laatstgenoemde gesteente eerst
kortelings uit de rots gebouwen, dan beeft bet eene beldergrijze
of blaauwacbtig grijze kleur; begint bet ecbter te verweeren,
dan verkrijgt bet'eene geelaebtig bruine kleur. Uit dergelijke,
lagen bestaat de noordelijkste tertiaire bergketen, welks noordelijke
zijde onder bet alluviale land van Krawang onderduikt.
Aan de doorbraak der tji Taroem, in de nabijbeid van Tjikao,
werden in den zandsteen gevonden: Conus 38. Conus 4 4 Trocbus
189, c. Cytberea 309. Pecten 591, c. Pecten 393, a. Pecten
398, a. Pecten 404, b. Ostrea 410, c. Sarcinula 461, b. Fungia
477.' Afdrukken? van Fungia, scbijfvormige ligcbamen met
regelmatige concentrike kringen 479: komen menigvuldig
voor en kenmerken het karakter van den bruingelen kalkzandsteen.
R. Gelijk in vele andere streken van Tjidamar en Soekapoera
het geval is, zoo eindigt het gebergte insgelijks tusscben de
mondingen der rivieren (tji) Kantang en (tji) Laoetoron, — distrikt
Kêndèng wesi in Soekapoera, — in een steilen, doch niet
hoog rijzenden wand. Ter plaatse waar de kleine beek (tji) Karang,
beoosten het dorpje Tjioré, zieh in de zee uitstort, bestaat
de wand aan zijn beneden gedeelte ui t een fijnkorreligen,
I i i
115
geelachtig valen, snijdbaren mergel: L. no. 945; hooger op trell
men een vuil grijsbruinen, grofkorreligen, zachten, veelal
aardachtigen en ligt verbrokkelenden zandsteen aan, waarin
vele Fragmenten van hornblende-kristallen worden aangetroifen,
welk gesteente eene nog grootere menigte gave koralen en
schelpen bevat dan de mergel, waarvan Velen zelfs hunne oorspronkelijke
kleur hebben behouden. Onder een vijftal exemplaren
wordt gewoonlijk eene gave schelp aangetroifen. In de
smalle strandvlakte, gelegen tusscben den tegenwoordigen oe^
ver der zee en den straks genoemden voormaligen oeverwand,
namehjk, längs de beek (tji) Karang, woi-dt eene hedendaagsche
formatie gevonden, eene bank van pas gevormden zeezandsteen
: L. n". 946-—953, waarin insgelijks eene menigte
schelpen en koralen worden aangetroiFen ; hare liggende laag is
een tertiaire mergel, welke ontbloot voorkomt in de bedding
der ZOO even genoemde beek. In de tertiaire lagen werden gevonden:
Baianus 10, b. Baianus 11, e. Conus diversiformis Desh. 21.
Conus 32. Conus 35: met vele andere gave overbhjfselen. Oliva
46, a. OHva 52, a. Oliva 54, b. Oliva 60. Mitra scrobiculata Deh\
79. Terebra 83, b. Terebra 86. Buccinum 89, b. Buccinum 91, b.
Buccinum 92, a. Dol iumlOl , c. Dolium 109. Cassis 114, a: overeenkomende
met de glauca Lm. Cassis texta Bronn 116, a. Cassidaria?
118. Eurex 136. Ranella 146, b. Pyrula reticulata
Lm. 150, b. Pyrula 151. Fusus polygonus Desh. 154, c. Turbo
184, a. Trochus 187: fraaije soort met lange speekvormige verlengselen.
Trochus agglutinans 188, a. Trochus monilifer Desh.
194, c. Solaxium plicatukini Desh. 195. Solaiium marginatum
Desh. 196. Natica 206, c. Bulla KgnariaLm. 219.Dentalium230.
Nog niet bestemde Univalven 235, 238, 245. Solen 271, b. Tellina
286, a. Cardium 330, a. Cardium 332, b: met verscheidene
andere Bivalven. Cardium 333. Cardium granulosum Lm. 336,
b. Cardium 353. Area 366, c. Conglomera ten van Bivalven,
vooral Cardium, Lucina 415. Turbinolia 455, d. Turbinolia
cuneata Goldf. 456. Fungia 475, c.
S. Dat gedeelte van het neptunische gebergte, hetwelk aan
zijne westelijke zijde wordt begrensd door de dalkloof der tji
Kaèngan en aan zijne oostelijke zijde door het dal der tji Longan,
neemt, ongeveer op bet middengedeelte zijner oostwaarts