
gm
44
stuk B niet zoozeer werd opgeheven, maar veeleer aan de eene
zijde: * naar beneden zonk, terwijl liet om ]iet punt : 0, als om
eene as omwentelde, gelijk in J. III. Figimr 1 wordt afgebeeld.
Het stuk A vormt de tegenwoordige Soebang-keten, benevens
bet Rantja-plateaii, met zijne naar het zuiden bellende lagen;
de breukrand a—b van bet stuk B maakt de vroeger bescbrevene
Streek van bet tji Djolang-dal uit, met de op den kop
staande lagen. Bebalve de op- en nederwaartscbe beweging
scbijnt ter verklai'ing dezer verscbijnselen noodig te zijn, dat
insgelijks bet plaats bebben eener zywaartscheheyvegingworde
aangenomen.
Wanneerde bier voorafgaande bescbouwingen nocb de alge-/
beele — absolute — dikte der door ons bebandelde formatie mögen
bebben aangetoond, nocb ons de vereiscJite kennis bebben
verscbaft omtrent bet daaronder liggende gesteente, zoo volgt
toeb daaruit:lo. dat bet niet waarscbijnlijk is, dat nog eene
andere, oudere woma/e, (neptuniscbe) formatie tot grondslagaan
de door ons bebandelde vorming dient. Talrijk mögen de daadzaken
genoemd v^^orden en wel vereenigbaar met de eigenaardige
boedanigbeid der vulkanische producten van dit eiland, vs^elke
aanduiden, dat albier eene grondlaag van graniet of syeniet
aanwezig is, welk gesteente dan ook in de Batta-landen op Sumatra
als zoodanig v^erkelijk is te voorscbijn getreden. Nopens
de overeenkomst, welke er bestaat in de fossile organiscbe'overblijfselen,
in alle verscbillende étages dezer formatie, sla de
lezer op boofdstuk S; — 2«. zien wij er uit, dat de dikte der formatie
ten minste 2 à 3,000 voet, en in één gedeelte van Java
10,000 voet bedraagt. Wanneer men ontwaart, dat een groot
gedeelte der tertiaire aardkorst, zoo als die van bet distrikt
Tjidamar, naar de eene zijde over eene uitgestrektbeid van 4
à 5 geographische mijlen geUjkmatig opgestegen, vervolgens afgebrokenisendat
debreukvlakte 1,350 voet diep in den bodem
van bet dal is neergestort, gelijk bet geval is met den Brengbreng
in bet tjiBoeni-dal, dan is bet noodzakelijk, ten einde
de gelijkvormigbeid eener zoo groote opbeffing in bare ganscbe
uitgestrektbeid te verklaren, dat de dikte der ganscbe formatie
minstens op bet dubbele gesteld worde van bet zigtbare
gedeelte derzelve, betwelk zieb boven den bodem van
bet dal verlieft, — dan is liet, zeg ik, noodzakelijk, dat de
gezamenlijke dikte minstens op 2,700 voet worde gerekend.
Wanneer wij, met ter zijde Stelling van bet besluit, betwelk
wij uit de ZOO even medegedeelde bescbouwing bebben getrokken,
en van de waarscbijnlijkbeid, welke deze op zicb zelve möge
bezitten, — streng vastbouden aan de gedane waarnemingen,
ten opzigte der «î^itere ontblootingen, zonder daaruit de minste
gevolgtrekkingen af te leiden, dan zien wij, dat de dikte
der formatie in de verscbillende gedeelten van bet eiland, wat
betreft de opgenoemde voorbeelden, stellig 700, 840,1,125,
1,355, 1,625 en 1,670 voet bedraagt.
Deze kolossale dikte van bet gebergte Staat in verbouding
tot deszelfs aanmerkelijke horizontale uitgestrektbeid, waarover
in het vorige boofdstuk is gehandeld geworden. Wanneer deze
formatie op het eiland Java niet als een aaneengescbakeld geheel
voorkomt, maar daarentegen wordt aangetroifen in de
gedaanLe van schotsen ter lengte van à 15 geographische mijlen,
in welke zij gebroken en opgeheven is geworden, zoo bezit
tocb zelf dat gedeelte^, hetwelk boven den Spiegel der zee opgedreven
en di'oog land geworden is, aldaar reeds eene uitgestrektbeid
gelijk staande met die van het ganscbe iberische schiereiland,
terwijl de uitgestrektbeid van de gebeele formatie, gelijk
wij zulks vroeger aanschouwelijk bebben getracbt te maken,
waarscbijnlijk grooter is dan die van geheel Europa.
Zoowel in dikte als in uitgestrektbeid onderscheidt zieh derbalve
bet door ons bebandelde gebergte van de tertiaire formatièn
in Europa, welke gewoonlijk slechts in bekkens van geringe
uitgestrektbeid, op oudere laagsgewijs gevormde formatiën
zijn afgezet geworden en eene dikte van eenige weinige bonderd
voeten niet te boven gaan
Wat haar uiterlijk voorkomen betreft, komt deze formatie
veel liieer overeen met de oudere vlotgebergten dan met de tertiaire
vormingen en vervangt in den Indischen archipel, als
Zoo is ook de tertiaire formatie in Noord-Arnerilca (eene miocene volgens lyell),
niettegenstaande hare groote nitgestrektheid, niet dikker dan 100 à 150 voet. Volgens
de mededeelingen van Da r w i n , lieeft het tertiaire gebevgte in Patagonië eene
dikte van 950 voet.