
. 8
I f
232
3". Liiag kieselige ptiiiibrokken in de nabijheid van Tjoerook
negleg, in het distriki Karang (Soekapoeni).
In den lagen, eentoonigen, sleclits golfVorniig- lieuvelach tigcn
en onvraclitbaren bodeni van het distrikt Karang, die Leinde
en verre niets anders aan het oog vertoont dan een dor hedeksel
van Alang-gras, heeft de natuur eenige ertsen gelegd, die nergens
eiders op Java voorkonien, als wäre het om denzelven
schadeloos te stellen voor de karige vegetatie, die zij er aan
sclionk; daarenboven heeft zij die Streek verrijkt niet verscheidene
geologische inerkwaardigheden, en hiertoe behoort onder
anderen de laag kieselige steenbrokken, welke voornanielijk in
de omstreken der tji Berern wordt gevonden. De henedenhelft
dezer beek stroomt in de rigting van het noordoosten naar het
zuidWesten door het vlak-golfvormige terrein en vereenigt zieh
west- zuidwestwaarts van Tjoeroek negteg, het hoofddorp van
het distrikt, op een afstand van Ij- paal van daar, met de tji
Langia; deze IS de hoofdbeek dier Streek. Te rekenen van het
ZOO even genoemde dorp, hetwelk aan hären linker- of noordelijken
oever hgt, stroomt deze beek in eene west-zuidwestelijke
rigting. Neemt nien zijn päd over de bedding der tji Berem en
Voigt men baren loop stroomopwaarts, dan blijkt het, dat niet
sleclits de bedding, maar insgelijks de benedenste deelen barer
oeverwanden uit grijze, somtijds blaauwachtig witte, ja, zelfs
groenachtige thon- en mergel-lagen bestaan, welke onder een
hoek van 20 a 2S graden naar het noordoosten hellen en wier
koppen allen op gelijke hoogte zijn afgebroken. Op deze tertiaire,
tamelijk elFene oppervlakte, •— op de koppen der afgebrokene
vlotten •—^^ rust eene laag steenbrokken en rolsteenen, welke
slechts 1 ä 2 voet dik is; op deze rolsteenlaag ligt eene 5 ä 7 voet
dikke aardlaag, welke, naar hare bovenzijde, allengs bruinkleuriger
wordt, eene grootere hoeveelheid teelaarde bezit, met
Alang-gras is begroeid en tegenwoonlig den bodem des lands uitmaakt.
In de bedding der nabij gelegene beek Langia zijn de zoo even
genoemde tertiaire lagen op vele plaatsen, bij \ oorbecld, in de
onmiddellijke nabijheid van Tjoeroek negteg, doorbroken geworden
door een digten, zwarlblaauwen, deels zuilvormig af-
I £
233
gezonderdenbasalt: L. n«, 1013, enz„en ni de bovenste helft
van de tji Berem-loop wordt een gang van mangaanerts, benevens
kalkmergelhanken gevonden, waarvan uitgestrekte plaatsen
geheel en al verkieseld zijn. (Zie de volgende kapittels.)
De ZOO straks bedoelde laag, waarvan de ontblootingen aan
de zij wanden der tji Berem voorkomen, bestaat uit puinbrokken
ter grootte van 1 ä 3, hoogstens 4 duim; zij zijn aan de hocken,
wel is waar, meer ofmi n afgerond, doch mögen echter
geene volkomene rolsteenen worden geheeten, dewijl zij eene
onregelmatige, btiltige gedaante hebben. ßehalve enkele stukken
basalt. welke hier en daar voorkomen, vindt men bijna
niets anders dan hoornsteen, kwarts, chalcedoon, jaspis, agaat,
maar verre het grootste aantal er van bestaat ui t concentrieke
bandagmt- (onyx-) stukken, welke, alhier bij millioenen opeengehoopt
liggende, eene laag vormen, die n u eens 2, gewoonlijk
echter slechts 1 voet dik is en op vele plaatsen geheel en al verdwijnt,
d. i., wigvormig uitloopt, om eiders wederom te voorschijn
te komen. Naar het schijnt, strekt deze laag zieh mijlen
ver uit. In het bovenste gedeelte van het dal, in de nabijheid van
de doorgebrokene basalt-massa's, welke men aldaar aantreft,
worden, wel is waar, plekken gevonden in den kalkmergel, —
ditgesteente vormt aldaar de bovenste bank van hetgebergte, —
waar dezelve in hoornsteen, ja, zelfs in kieselschiefer is owrgegaan,
doch nergens ontwaart men in de compacte, onverbrijzelde
rots eenig spoor van dergelijke bandagaten. Ingroote hoeveelheid
worden zij echter verstrooid gevonden op de bedding
der tji Berem, der tji Langia en van andere beken, alwaar zij,
namelijk, door de werking van het beekwater uit de laag zijn
losgespoeld.
Zij bestaan uit doorzigtige, waterheldere strepen, afgewisseld
met meer of min doorschijnende, ja, geheel en al opake
banden, waarvan sommigen eene melkwitte, geelachtige, anderen
eene roodachtige, bruine, groenachtige, zwarte, zelfs koolzwarte
kleur bezitten. In een en hetzelfde stuk worden echter
gewoonlijk slechts 2 of 3 verschillende kleuren aangetroifen.
De meeste stukken zijn uit kleurlooze, waterheldere, uit melk-
AVitte (namelijk, opake, porceleinachtige) en uit zwarte strepen
gevormd, waarvan het uitwendige gedeelte, hetwelk de opper