
i'
"f. --
"il
«
S»
«¡r
liei daar tussclien gelegene hoogland, vvaarop de dorpen Goiidosoeli
en Sarangan , benevens het meer (Telaga-) Pasir gevonden worden.
— 21°. Pyrol. voorbergtop aan de wesleUjke helling des
G.-Lawoe, zuidooslwaarls van Karang pandan, aan alle zijden door
de helling omgeven. — 22«. ISept. voorberg aan de noordwestelijke
en noord-noordwestelijke zijde de& G.-Lawoe, nabij Balong
en Tarikr lusschen d«ze voorbergen en de viilkaan worden kleine
plateaux gevonden. — 23''. Nepl. voorberg G.-Padang kaki op
den zuidelijken voet des G.-Wilis, de brenkrand van bel zuidelijke
gebergle ; zonder hoogland. — M». Pyrol. en ? nept.
voorberg (G.-Loesonggo , Andjesmoro-kelen) tusscben de vulkanen
G.-Kéloet, Kawi en Ardjoeno met een uilgestrekt centraal hoogland.
— 25". Pyrol. voorbergtop G.-Panderman, welke geisoleerd
aan de noordoostelijke helling des G.-Kawi oprijst. — 26«. Nept.
en lavabr. voorberg op den zuidelijken voet des G.-Sémeroe tot aan de
t u s t ; geen hoogland. — 27°. Lavabr. wallen aan denzuidweslelljken
voet des G.-Lamongan. — 28". Lavabr. voorberg, bestaande uit Stoffen
door den vulkaan uitgeworpen, aan de zuidoost- en oostzijde des G.-
Ringgit. — 29». Pyrol. voorbergtop G.-Woeloean aan de noordwestelijke
helling en een andere aan de noord-noordweslelijke helling
des G.-Raon , beide door lava-strooraen omstuwd. — 30".
Nept. rand met pyrol. doorbraken G.-Kendeng, aan de noordelijke
zijde van het groole, centrale hoogland tusscben den G.-Raon,
Ranté en Idjèn. — Tot de lavabr. voorbergen mögen wijders
gerekend worden de talrijke, doch alien g^ewoieercie heuvelen,
die tot op eeu aanmerkelijken afstand van den vulkaan, op den
voet des G.-Gèdé (nabij Pasir ajam), Goentoer, Pépandajan,
Soembing en Ajang worden gevonden.
Met veel waarschijnlijkheid mag worden aangenomen, dat bij
de overige vulkanen, aan wier helling of aan wier voet nietdergelijke
onde, pyrolitbische en geene nog oudere neplunische voorbergen
oprijzen, beide met vulkanische uitwerpselen zijn bedekt
en thans een deel uitmaken van de massa des vulkaans.
ni
1
ELFDE HOOFDSTIK.
VERSGHILLENDE METALEN, VOORKOMENDE IN DE TERTIAIRE
FORMATIE EN IN DE JA VASCHE GEBERGTEN
IN HET ALGEMEEN.
• Sü
J
De Javasche gebergten zijn zeer arm aan metalen, in zoo verre
men hier onder verstaat gangen of lagen van metaalerts en kies,
dik genoeg om ontgonnen te worden. Reeds vroeger echter bebben
wij herhaaldelijk gelegenheid gebad op te merken, dat op vele
plaatsen magneelijzer en ongetwijfeld insgelijks titanijzer (iserine),
hoewel in fijn vei'deelden toestand, menigwerf in zeer
groote hoeveelheid wordt gevonden, ja, een der meest algeraeen
voorkomende bestanddeelen is der zoogenaamde vulkanische (trachitische,
doleritische) rotssoorlen; ook zwavelijzer wordt op
gelijke wijze menigvuldig in het neptunische gebergte, zoo mede
in de daarin voorkomende eruptie-gesteenten aangetroffen, terwijl
zulks daarentegen zelden het geval in de rotssoorlen, waaruit de
eigenlijke vulkanen bestaan.
Over de groote hoeveelheid zwavelijzer, voorkomende in de
eruplie- en metamorphische gesteenlen des G.-Parang, van den
porphier van Tjimas, van den phonolith in de Tji-Potoi (aan den
G.-Amlong), zoomede in fossile kolen en kolenbevatlende zandsteenlagen,
hier omtrent vergelijke men hei lOJ^en 8®'° hoofdstuk.
Zwavelzink hebben wLj slechls eene enkele niaal aangetroffen,
namelijk, in de kwartsblokken van Pesawahan; zie vroeger
bladzijde 226.