
r li
I f
H
uy.
Iiet rif der koraalbank) en die bekend zijo onder den iiaam vari
kanmg Soeroemboeng. i) Dcze pijpeii staan regt overeind of sleclits
•¿eer weinig gebogen, •—• op gelijke wijze als de pijpen van een
orge], — en zoo digt nevens elkander, dat liet aanwezen derzelven
aan de oppervlakte der rots, welke zij zelyen vormen,
zieh slechts op liet gevoellaat ontwaren aandemenigte kleine
gaatjes (de openingen der pijpen), terwijl de scliuimende
branding slechts zelden het oog vergunt een duidelijken blik
in de diep te te slaan. Uithoofde zij zeer digt nevens elkander
staan en hunne basis waarschijnlijk aan de rots, welke zieh
daaronder bevindt, is vastgegroeid, moesten de exemplaren,
die ik daarvan verkreeg, gr met geweld afgeslagen, uitgehakt
of uitgehrokcn worden; ten gevolge daarvan bekwani ik slechts
brokstukken, waarvan de längste twee voet was, welke aan de
beide iiiteinden bijna volkomen even dik waren. Het benedengedeelte
dezer stukken was bijna niet smaller dan het boyeneinde,
zoodat zulks in exemplaren, ter lengte van een voet, ter
naauwernood kon worden waargenomen, en de geheele pijpen
van het boven- tot aan het ondereinde, waarmede zij op den
bodem der zee, op de koraalrots, zijn vastgeworteld, lenminste
eene Icmjle van vier ¿i vijf voet moelen hebben. In een vijftigtal
exemplaren, die het mij gelukt is af te breken, was nergens
eenig spoor van een levend dier te bekennen. Alle kaniers der
pijpen waren ledig en droog. Ilieruit ontstond bij mij het vermoeden,
dat de diertjes, welke ongetwijfeld de bovenste, openstaande
kamer het laatst hadden bewoond, dezelven hadden
verlaten, of wel waren iiitgestorven, toen de pijpen, ten gevolge
van den steeds hooger woi'denden bouw derzelven, zoo lang
waren geworden, dat zij aan de oppervlakte des waters reikten,
alwaar zij, — de d ier t jes—bi j gelegenheid eenerlage eb, met den
dampkring in aanraking moesten komen en sterven. Pijpen met
levende diertjes zal men derhalve waarschijnlijk lager, beneden
de oppervlakte van het zeewater, moeten zoeken. Onder n». 15
') In de Soeiidasclie taal beteekent Soerocmioeiiff: .koker, pijp en karany. rots,
vooral koraalrots; beide woorden te zamen gevoegd, hebben derhalve den zin van::
sotskoker of pijpvormigc rots.
Niettegenstaande alle pogingen, dpor de inl)OOrlingcn in het werk gesteld, konflen
zjj my geen dergelijk diertje l)ezorgon.
i\ocnH-ijil)i)i,i\6 Fl» 1 Ö
t
\