
t
h i'
! -A
p m
324
voi'mige heuvelen. Deze heuvelen (zie J. III. Figuur 40) rijzen bO
ä 200, ja, Velen 300 voet boven hunne basis; zij zijn hier en
daar gelijk een rozenkrans in rijen vereenigd, hoewel zij in de
meesle streken zonder eenige regelmaat op een grooleren of geringeren
afstand van elkander oprijzen. Zij bestaan deels uit digten,
deels uit weeken, mergelachligen kalksteen (Baloe doeri) : L.
n". 1227 , en vormen niet zelden piramiden , hier en daar met
loodregte zijwanden.
ÄO- Kalkbank bij Sironge. (Banjoemas, Bandjar negara,
Singomerto.) Op een kwarlieruur afstands len ooslen van dit dorp,
in de beek van gelijken naain, wordt eene 2S voel dikke bank
van zeer harden, grijzen kalksteen gevonden, doorlrokken met
dünne kalkspaath-aderen, doch waarin geen spoor van petrefaclen
wordt waargenomen : L. n°. 1279. Deze bank heeft eene lengte
en breedte van eenige honderd voet, is aan alle zij den loodregt
afgesneden en ligt onmiddellijk op een basallachtig gesteente: L. n»,
1280, dat in 3 voet dikke lagen is afgedeeld. (Zie lager hoofdstuk 10.)
4 1 . Kalkbank inhetLook oelo-dal, oost tenzuiden van
Banioro. (Bagelen, Keboemen, Keboemen.) Zij bestaatuit drie groote,
teerlingvorinige of langwerpige stukken, die aan de oostzijde der
Kali-Look oelo , in de rigting van het westen naar het oosten,
op elkander volgen en zieh verhelfen in de onmiddellijke nabijheid
van den noordelijken voet van een hoogen , laagsgewijs afgedeelden
wand. Deze wand strekt tot zuidelijke greiis aan den dalbodem en
is de breukrand van een eenzijdig opgeheven gedeelte van het
tertiaire gebergte. welks oppervlakte met zachte glooijing naar
het zuiden hell. De westeUjke bank , die het digtst bij Banioro is
gelegen, wordt G.-Silangs6 geheeten , de middenste G.-Kiraboelen
de ooslelijkste G.-Silödong; deze laatste bevat een groot, loodregt
afdalend hol, waarvan men de monding vindt op den schedel der
bank, welker oppervlakte allerwege in spitse punten oprijst en
met kloven is doorsneden. De kalk is digt, geelachtig wit, hier
en daar bruinachlig geel : L. no. 1263. Een spleelachtig hol,
-welks wanden loodregt oprijzen, doorsnijdt het weslelijke uiteinde
van den G.-Silangse. Alhier bestaan eenige deelen uit zuiveren
kalksteen van geelachtig bleeke of bleekgele kleur; L. N». 1262;
325
andere deelen daarentegen aan den ingang van het hol omvatten
puinbrokken van verschillend gesteente, ter groottc van | ä 1 duim,
die minder oplosbaar zijn dan de kalk en aan de oppervlakte
der rots als kleine halten uitsteken. De meeslen zijn, op de wijze
van rolsteenen , aan de hoeken afgerond. Onder deze ingeslotene
steenen komen vooral kwartskristallen (hexagonale dodekaeders),
ter grootle van i ä | duim, in aanmerking, die in mindere mate
zijn afgerond dan de vorigen, ja, gedeelteüjk geheel gaaf zijn, .
scherpe hoeken hebben en in zulk eene menigte in de digte,
heldergeelachtige of heldergrijze kalksteenraassa voorkomen, dat
deze ten gevolge daarvan in eene brekzie is herschapen, die een
porphierachtig uiterlyk bezit: L. 1264. (Zie vroeger bladzijde
205, no. 5.) Brokstukken van deze merkwaardige brekzie worden
gevonden in de beddingen der beken, welke uit het westen afstroomen
en in de Look oelo iiitwateren, op grond waarvan de
gevolgtrekking mag worden gemaakl, dat de hier behandelde
rotssoort nog in andere, mij onbekende gedeelten van het gebergte
wordt gevonden. Onder deze brokstukken — rolsteenen — komen
Velen voor, bij welke het verbindingsmiddel niet bestaat uit koolzuren
kalk, maar insgelijks uit kwarts (kieselzuurj, waarin echter
de kristallen volkomen diiidelijk en met scherpe hoeken zigtbaar
zijn: L. no. 1266. Het materiaal tot het vormen dezer zeMzame
brekzie kan slechts zijn geleverd geworden door een verbrijzelden
porphier; in een ander, van hier verwijderd gedeelte
van Java zullen wij een dergelijken porphier aantreflen (zie lager
lO'i«^ hoofdstuk, no. 11), waarin kwartskristallen voorkomen, welke,
ZOO in vorm als in grootte, volkomen gelijken op de hier behandelden.
Uit de ligwijze dezer kalkbanken in den dalbodem, aan
den voel van een steilen breukrand van het laagsgewijs gevormde
(klei- zandsteen-conglomeraat) gebergte, mag met waarschijnlijkheid
worden opgemaakt, dat zij overblijfselen zijn van het binnenste
gedeelte van het gebergte, dat aan de noordzijde van den wand
IS omgekanteld geworden en thans loodregt — op den kop —
Staat.
K a l k b a n k , waarin het hol (Goea-) Drajoe ligt. (Samarang,
Kendal, Limbangan.) Deze bank rust op weeke, kalk-
2 i
LS f
i
I
'S:
I
4
i
s