
màm
116
ockecrcle heliiug, de getlaante van een plateau aaii, alvoreiis
dezein liet dal der tji Longan afdaalt. In dit dal is liet, dat de
liooFdesa van liet distrikt Tradjoe, namelijk, desa Dedélis gelegen.
Op dit plateau — of vlakken voorsprong, — westwaarts
van Dèdél, woi-dtineen grofkorreligen, zandsteenaclitigen kalksteen
of kalkbrekzie: L.. no. 981, 982, liet hol (gowah) Lingomanikgevonden,
aan welks ingang, als ook in zijn bmnenste
gedeelte het gesteente ontbloot is. Het vormt liier de bovenste,
dekkende laag van bet gebergte en bestaat uit eene bank,
welke minslens eene dikte van 50 voet lieeft en welke, altbans
op de meeste plaatsen, gebeel en al uit mikroskopisch kleine
sclielpen is zamengesteld, namelijk, Fommwi/ereft (Gephalopoda
Foraminifera d'Orb.), die slechts de gTOolte van zandkorrek
bezitten en waartusschen slechts weinige andere fossile overblijfselen
\ an grootere soort worden aangetroiTen. — Eene dergelijke
kalkbrekzie van vaal witte klenr, geheel en al bestaande
uitForamimferen ter grootte van 1 à 1 lijn is n». 454: deze sclielpen,
zoo als zij zieh aan de oppervlakte voordoen, hebben eene
groote overeenkomst met zekere soorten van het zwam-geslacht
Hysterium.
T. In het hoogste, noordelijke gedeelte van haren loop
slroomtde tji Bèrèm tusschen tweeparallellebergketenen, die
zieh in de rigting vanhet westen naar het oosteu iiitstrekken;
zij zijn gelegen in het distrikt Karang in Soekapoera. De wanden
van dit dal, aan welks oostelijke uiteinde het dorp Kankareng
is gelegen, bestaan uit eene meer dan honderd voet
dikke'bank van kalkmergel of kalkzandsteen: L. n». 1027 —
1032; dit gesteente heeft uiterhjk eene geel bruine kleiu% terwijl
het onverweerde binnenste gesteente, voet van de oppervlakte
ai gerekend, grijsachtig blaauw is gekleurd. Iletzelve
bevat insgelijks erratische kolen (kolennesten uit platgedrukte
boomstammen gevormd): L. n". 535 — en komt op een aantal
plaatsen van de regterzijde van het dal in een veranderden
toesLand \ oor, namelijk, geheel en al overgegaan in kiezelschiefer:
L. n». 1037. Deze bank rust op een hard gewordenen,
plastischen liion van grijze kleur : L. n». 1027, welke in den
dalbodem, zoowel in de bedding, als nabij den linkerocver
der beek ontljloot wordt aangetroifen; zij bevat de volgendo
I , -ai
117
fossile overblijfselen: Biiccinum 95: wordt J)ij duizenden iu
de bedding der beek gevonden. Natica 203: overeenkomendc!
met de epiglottina Desh., welke veelvuldig voorkomt. Lucina
295, a: overeenkomende met de eden tuia Lm., wordt bij duizenden
aangetroifen. Cytherea 302. Venus 326, b. Cardium357.
Arca 374, b: in den kalkmergel. Ostrea 410, a: zaàingebakken
in grijzen kalkzandsteen. Anomia 411, b: benevens
andere Bivalven in zeer harden, groenachtig grijzen kalkzandsteen.
Madrepora 481, a: wordt bij duizenden aangetroifen
in de thonlaag, welke onder den kalkzandsteen ligt.
IJ. Aan den regteroever der tji Woelan, op een afstand van
3 palen zuidoostwaarts van het hoofddorp Tjibalong van
het distrikt Paroeng, — in Soekapoera, •— vorml de voet
der westelijke bergketen eene groep van rotsen, welke door
loodregte wanden zijn omgeven en allerwege door steil nederdalende,
veelal loodregte spleten zijn doorgroefd ; aan het
noordelijke einde van dit kleine rotsgebergte weit eene warme
bron iiit den grond op. Het gesteente is een geelachtig of
witachtig grijze, iijnkorrelige kalkmergel: L. n®. 1049—1051,
welke allengskens in hardheid toeneemt en door de trapsgewijze
tusschenvormen: L. n». 1052'—'1056, van lieverlede overgaat
ih eene volkomen verkiezelde steenmassa, welke met
het staal geslagen wordende, vonken van zieh geeft, •— namelijk,
in een poreusen, rood, zwart en grijs gevlekten hoornsteen
en kwarts: L. n®. 1057—1062, waarin de aanvankelijk
menigvuldig voorkomende fossile overblijfselen, als:
Garditim, Arca-soorten en andere Bivalven, Fungia patellaris ,
Calamopora en Paludinen?, geheel gaaf zijn Jjeliouden gebleven.
—I k verzamelde hier: bleeke kalkmassa, hijna geheel
enal bestaande uit Bivalven, welke ten deele slechts indrukken
en ledige vormen (reten en spleten) van geelachtige kleur liebben
övergelaten: 426 (en L. n". 1063, a). •—Dezelfde rotssoort,
doch in geheel verkiezelden Staat, waarin de zoo even genoemde
fossile overblijfselen in een volkomen gaven en bestembaren
toestand zijn overgebleven, komt voor onder 427 (enL. n°. 1063,
b., een groote rotsl^rok). Wijders Calamopora 467, d: benevens
Fungia patellaris en anderen in het verkiezelde gesteente.
V. Aan de westelijke zijde van het tji VVoelan-dal, hooger
1