
r I »I
''kft
II'
J
11.1,
514
Kaso. (In liet dislrikt Djanipang tengah.) Aan de weslelijke zijde
van de kloof der Tji-Kaso wordt de grens gevonden van dat gedeelte
dei- bank, dat zieh tot duizenden van heuvelea verlieft; de
bank wordt eenvormiger, vlakker, en Foraminiferen en Nummuliten
verdwijnen 'insgelijks, het gesteenle wordt mergelachtig of
verkrijgt de hoedanigheid eener schelp- of koraalpuinbrekzie, gelijk
wij op vele plaatsen aan de Tji-Karang en bij Landakhebben
waargenomen. Van iiu af rust de bank deels op een vulkanisch
massagesteente, deels op een zeer verbreid vulkanisch conglomeraat,
en is door de rivier, niettegenstaande bare dikte ongeveer
500 voet bedraagt, tot op de liggende laag doorsoeden. Zij strekt
zieh minstens nog o geographische mijlen ver oostwaarts uit tot aan
de Tji-Dolog, alwaar de holen, tusscben het hangende en liggende,
worden aangetroffen , die ik, benevens de ligvvijze van het gesteente
aan de Tji-Kaso, reeds vroeger van bladzijde 170 tot 178 (n". 3
en 4) heb beschreven. Wij mögen derhalve deze kalkbanken,
no. 18, 19, 20 en 21, hoe verschillend haar petrographisch
karakter in de verschillende streken ook zij, als een geologisch
gelieel beschouwen, als eene kalkbank ter dikte van 150 ä 300
voet, die, van de kust af gerekend, in eene noordelijke rigting
oprijst onder een hoek van ongeveer 5 , zelden van meer graden
en eene raimte beslaat, waarvan de breedte, westwaarts van de
Tji-Karang tot aan de Tji-Boeni ten oosten, tusscben 4 en 5
geographische mijlen bedraagt.
Eene beschouwing dezer bank trekt te meer de aandacht, indien
zij wordt vergeleken met gindsche banken van gelijkvormigen,
uilerst harden, onder den hamerslag klinkenden kalksteen van
het eiland Java. Uithoofde echter deze laatstgenoemde steensoort
bare tegenwoordige hoedanigheid niet van den aanvang kan bezeten
hebben, gelijk de daarin voorkomende, doch veelal geheel in
kalkspaath omgezette schelpen en andere fossile overblijfselen bewijzen,
die ter naauwernood nog aan hunne omlrekken herkenbaar
zijn , ZOO rijst de vraag : op welke wijzc deze digte, spaathaclitige
kalksteen werd gevormd, indien wij aannemen , dat bij oorspronkelijk
een weeke, losse, ongelijkvormige kalksteen was, die hier
mergelachtig is, eiders uit eene schelp- en koraalpuinbrekzie of
31Ö
uit dünne, poreuse koraallagen bestaat, ja, aan de kusten door
nieuwe afzetting en koraalbouw voortdurend loeneemt?
Wij zullen thans in de zuidelijke helft van Java, in de uitge-
"strekte ruimte, welke Tjidamar en West-Soekapoerabeslaan, geene
kalkbanken meer aantreffen, totdat wij het distrikt Karang der
laatstgenoemde residentie bereiken. Teilen wij echter eerst de
kalkbanken op, die in het binnenste van Soekapoera zijn gelegen,
en wenden wij ons later naar de kust.
K a l k b a n k waarin de Goea-Linggomanik ligt; zie
vroeger bladzijde 115. S. (Preanger-Regentschappen, Soekapoera,
Tradjoe.) Het gesteente bestaat bijna geheel en al uit Foraminiferen.
Het hol heeft gemiddeld genomen eene hoogte van 30 voet,
waarmede de breedte des bodems gelijk staat; het is echter zeer
lang en kanaalvormig [a : het grondvlak des bodems). De bodem
bestaat : 1°. uit eene bovenste, weeke, bruine aardlaag, ter dikte
van i voet; 2°. uit eene kalksinterlaag, ter dikte van i voet;
3o. uit eene 5 voet dikke, weeke, bruinkleurige aardlaag, die men
met een stok kan doorstooten en waarin geen spoor van beenderen
wordt gevonden. (Zie J. HI. Figuur 30.)
K a l k b e r g bij Dedel, eenige palen oostwaarts van de
vorige bank, onder aan den voet der berghelling, doch mede aan
de regterzijde van het dal der Tji-Longan. Alhier wordt een onzuivere,
grove, menigwerf poreuse, doch harde kalksteen gevonden,
welke wit van kleur is, op vele plaatsen geheel en al brekzieachtig
wordt en eene zeer aanmerkelljke dikte heeft. Hij is,
hoewel onduidelijk, laagsgewijs afgedeeld. Ten zuiden van het dorp
Dedel wordt een hol aangetroffen, dat bijna loodregt, op de wijze
van een miinschacht alloopt en eene diepte heeft van 60 voet. In
hetzelfde dislrikt. (Zie J. III. Figiiur5i.)
3 4 . Kalkberg G.-Lenang nabij Salatjaoe. (Preanger, Soekapoera,
Salatjaoe.) Zeer dikke banken van geelachtig Witten,
digten kalksteen, die laagsgewijs hier zeer hard wordt en eene
sneeuwkleur verkrijgt, eiders in een zachten, bruinachtig gelen
kalkmergel overgaat, vormen hei geborgte, dat zieh verheft ter
regterzijde van de Tji-Longan, zuidoostwaarts van Dedel (o". 23)
en noordwestwaarts van Salatjaoe; deze banken scheiden dit dal
i ;
tir'
•y