
p r
I
punt af, op I paal afstands teu noordoosteii van liet dorp
gelegen, nog 390 voet iager in het tji Boeni-dal nederdaalt,
wordt hare bedding eensklaps lierscliapeu in eene kleine, door
steile wanden eng ingeslotene klooi, waardoor liet overige gedeelte
der helling tot Leneden in den bodem van het dal wordt
doorsneden. In baar bovengedeelte vangt deze kloofaan niet
eenen dwars gerigten trap, eenwand, waarvoör de beekalseen
waterval nederstort. Aan dit gedeelte van den wand, hetwelk
940 voet beneden den hoogsten ßrengbreng-rand en 590 voet
boven den bodem van bet dal ligt, is het, dat de ontbloote laag
wordt gevonden, waarin de bedoelde afdrukselen van bladeren
voorkoinen. De laag bestaat uit eeneaardachtigeniassa, die veel
overeenkomst bezit met tuf, en wier donker grijze kleur hier
en daar in het blaauwachtige overgaat, terwijl zij aan de
oppervlakte, ZOO mede in het binnenste gedeelte van het gesteente,
nadat hetzelveis gebroken, ten gevolge van verweering,
allengs een vuil geelaehtig bruin koloriet verkrijgt. In dit gesteente
worden vele brokstukken aangetroffen ter dikte van
1 lijn ä 1 diiim, die echter zelden de dikte van | voet bereiken;
zij zijnhoekig en van eene lichtere, zoo niet gelijke kleur als het
gesteente, de tuf, waarin zij voorkomen; tiiterlijk gelijken zij
op vulkanische steenbrokken, maar zij zijn week en k t e n zieh
met een mes snijden, gelijk het geval is met de overige massa
van den tuf: L. n». 354—364 Deze laag is zoowel duidelijk
ontbloot aan den dwarstrap, voör welken de waterval nederstort,
als aan de zijwanden der kloof, welke met den zoo
even genoemden trap aanvangt; zij heeft eene dikte van 15
voet en hare liggende laag bestaat uit een grofkorrehg
conglomeraat, hetwelk aan den voet van den wand, achter
den nederstortenden waterstraal, in den vorm eenergrotis
uitgehold, ten gevolge waarvan de tuf-bank als een dak of
geweif Over dfr'bogt uitsteekt. Meer binnenwaarts van het
Tandjoeng-plat afgerekend, volgen op dezen tuf, doch hooger op
aan den Brengbreng-wand, losse mergel-beddingen; de geheele
groep van lagen, welke deze tufbank bedekt en die eene
dikte van 940 voet bereikt, bestaat voornamelijk uit dergelijke
soorten van gesteente. Vele kalkachtige mergel-soorten
van dezo groep bevatten een rijken \ oorraad van zce-i-ouh.:.
,
,"! -vf I 1,1
123
chyliën i); hier en daar komen hardere zandsteenlagen tusschen
dezelven voor. Even als de tuf-laag hellen zij allen onder
een hoek van 15 à 20° naar het zuidoosten. Op den voorsprong
zelven, welke gedeeltelijk bebouwd wordt, is de tuf-laag echter
bedekt door lagen van détritus, welke de beek hier heeft afgezet;
möge zulks niet allerwege het geval zijn, zoo vindt dit
echter plaats in de nabijheid der beek; dezelven liggen in eene
horizontale rigting längs den oever der beek op elkander. Boven
op vindt men eene vruchtbarc aardlaag, hierop volgt eene
folsteenlaag ter dikte van 5 voet, en hieronder wordt een helder
bruine aardlaag aangetroffen, welke eene dikte van 3 voet
heeft en als dekkende op de tuf-laag voorkomt.
Deze tuf-laag schijnt hare wording verschuldigd te zijn aan
een verharden, vulkanischen modderstroom en bevat eene
groote menigte afdrukselen van bladeren; deze liggen, wel is
waar, in alle mogehjke rigtingen, en zonder eenige regelmaat
in de tuf-massa vergtrooid, Velen zijn gebogen, anderen in den
vorm van een halven kring,-—'ja, zelfs spiraalvormig gedraaid,
ech ter worden zij, althans de kleinere soorten, gaafen onbescliadigd
aangetroffen. Slechts de grootere Palm- en Scitamineënbladeren
komen voor in fragmenten ter lengte van | à 1 voet.
De gedaante dier bladeren, ja, zelfs de fijnste äderen zijn gaaf
gebleven; zij vertoonen .zieh in de aardaclitige, dofkleurige
tuf-massa als gladde, sterk glimmende afdrukselen, welke
zwartachtig van kleur zijn. Deze glimmende zelfstandigheid
(bitumineuse kool?), een overblijfsel van het ligchaam der
bladeren, bezit eene te geringe dikte dan dat men in Staat zou
zijn dezelve door nieting te bepalen. Behalve de genoemde aidrukselcia
van bladeren, worden er insgelijks overblijfselen van
takken en stammen in aangetroffen. Wij zullen alhier eene
beknopte vermelding derzelven doen volgen
') Zoo heeft mede het steenkolenvlot: L. n". 330, hetwelk lager in het dal, in
de nabijheid van het dorp Doegoe wordt aangeti-offen, tot dekkende eene thon-laag,
welke eene zeer groote hoeveelheid verbrijzelde zee-schelpen hovat, namelijk , 15ivalvcn.
L. P. n". 422.
.'Vile fossile plantaardige overlilijfselen, welke ik op Java heb gevonden, beneveiis
stukken van de door mij aangetvoffene steenkolenvlotten op dit eiland , bevinden
zieh in banden van" Prof. h. k. GOBPriäRT, die het oinlerzoek en de beschrijving
dczer overblijfselen welwillcnri op zieh heeft gelicven tc nenien.
i Î 1
i,«