
a I
iwMiiiìifrff-' -lii
ni
24
koopsbaai grenzen, worden banken van vulkanische roLspuinbrokken
aangetroiFen, welke sleclits weinig afgerond zijn;deze
banken strekken zieh mijlen ver uit en liebben, altbans ten deele
eene verbazende dikte, boewel zij onder water zijn afgezet en,
hetgeen zieh duidelijk laat bewijzen, als een lid der tertiaire
formatie mögen bescbouwd worden: L. n». 617 en volg. n««'. —
80. In eenige andere streken, b. v. in de oostelijke gedeeltenvan
Zuid-ßantam worden grijze, fijne of altbans niet zeer grove,
barde kwartsacbtige (met zuren niet opbruisende) zandsteenen
gevonden, waarvan de lagen eene dikte van 2 a 3 voet bebben;
ter plaatse waar deze lagen afwisselend voorkomen met lagen
van bitumineusen scbieier-tbon en met werkelijke kolen-vlotten,
die eene donker zwarte kleur en Sterken glans bebben, doen
zij eerder aan de steenkolen-formatie denken, dan aan eene
jongere vorming, waarin de bruinkolen worden aangetroiFen:
L. n». 497, 501 en andere nummers. Inde/cai/iac/iiii/ezandsteensoorten,
vermeld onder n». 3 en 4, worden nimmer kolenbeddingen
aangetroiFen, ten boogste v indtmen daarin afzonderlijke
nesten of diinne äderen van fossile kolen. —9°. In zeer vele oorden
bezit ten de zandsteenen eene kogelvormige s tructuur, welke
zij onveranderd over eene groote uitgestrektlieid vertoonen. Zij
bestaan alsdan uit knollen, van de grootte van eene vuist tot die
van eenboofd, zijn meer ofmi n kogelrond en bebben allen, namelijk
die, welke in dezelfde Streek worden gevonden, bijna eene
gelijke grootte. Zij berinneren ons aan de kogelvormige afzondering
van vele dioriten en basalten', en bggen nu eens meer, dan
weder minder zaämgepakt op elkander. Zij bestaan of uit eene
gelijke, namelijk, tamelijk losse, grijze zandsteenmassa als bet
gesteente, betwelk de ruimten vervult, die tusscben dezelven
worden aangetroffen, of zij bezitten eene meerdere bardbeid; is
zulks bet geval, dan vertoont de massa, welke de tusscbenruimten
vervult, eene meer grijsacbtige kleur, terwijl de kogels een
bruinacbtig grijs koloriet bebben. Zij zijn, namelijk, gekleurd
geworden door ijzeroxyde-bydraat. Zij bebben steedseeneregelmatige
sebilferaebtige structuur, even als eene ui , zoodat zicb
de eene scbil na de andere laat losmaken, totdat eindelijk de
kern wordt aangetroiFen, welke immer barder is dan bet overige
gcdeelte, doch gewoonlijk insgelijks uit zandsteen bestaat; sorn-
25
/
wijlen ecbter is bet een kleine tbonijzersteen, een rolsteen.
Gewoonlijk laten zieh de zandsteenkogels gemakkelijk van
de omringende massa ontdoen, met andere woorden, laten zieh
gemakkelijk daarvan bevrijden, vooral dan wanneer de massa,
welke de tussebenruimten vervult, reeds begint te verweeren.
Het bindingsmiddel der zandkorrels is gewoonlijk thon of ijzerthon,
zelden is het van kalkachtigen aard: L. n®. 696. 1)
Onder dergelijke door de zee afgezette zelfs tandigheden, gelijk
vermeld zijn onder n». 1 tot 9, worden hoofdzakelijk weeke,
geelachtig gekleurde mergelsoorten, ligt verwrijfbare zandsteenen
en thonsoorten aangetroffen; 00k ten opzigte van de dikte
bekleeden zij de voornaamste plaats, terwijl zij mede de eigenschap
bezitten, dat zij aan bunne oppervlakte, ter plaatse waar
zij m e t d e l u c h t i n aanraking komen, veelal in tamelijk regelmatige,
meer ofmin teerlingvormige of langwerpige stukken
uit elkander Valien of in dergelijke stukken kunnen gebroken
worden. Vermengd met harden zandsteen, vormen zij onder anderen
in die streken vanZuid-Java, welke zicb uitstrekken van
de Wijnkoopsbaai tot aan Noesa kambangan, een neptunisch gebergte,
dat noch door vlakten, noch door tusscben hetzelve oprijzende
eruptie-gesteenten wordt afgebroken en het grootste, aaneengeschakelde
neptunische gebergte uitmaakt van geheel Java.
Onder de genoemde rotslagen komt onder anderen voor een
conglomeraat, — eene soort van nagelfue, — hetwelk echter
eene veel mindere uitgebreidheid bezit dan de vorigen en een
veel geringeren invloed op de landvorming heeft uitgeoefend;
dit conglomeraat bestaat uit rolsteenen van de grootte van hazelnooten
tot die van okkcrnooten, van kwarts- of hoornsteen,
met een kwarts-thonachtig verbindingsmiddel: L. n°. 648, 649;
gewoonlijk vindt meu hetzelve sleclits in dünne strepen tusscben
zandsteenvlotten en slechts opééne enkele plaats op Java
als een vrij boogen berg: goenoengKiara djadjar. Nog zeldzamer
komen voor brekzien, gevovmd uit serpentijnachtige steenbrokken:
L. n°. 744, — een digte kalksteen, waarin groote kwarts-
>) Het ontstaan dezev schilferachtige kogels van zandsteen en hunne ophooping tot
uitgestrekte banken, laat zicli moeijelijk verklaren op dewijze, waarop LYELL (Principles,
Duitsclie Vertaling I, p. 181, enz.) de vorming van den kogelvormigen travertin,
bij Tivoli voorkomende, traebt op te lossen. ^
II' i "
•ili-
(li il.:;