
i .
digten , gelijkvormigen kalksleen , allhans plaatsgewijs, kondeu
overgaan. Somwijlen werden puinbrokken van geheel vreemde,
niet kalkhoüdende steensoorlen er in opgenomen. Vergelijk de
vroeger opgetelde kalkmergelbanken n". 18 en 19, benevens de
kalkrots 41, alwaar in een gedeelte der bank gave kwarlskristallen
worden gevonden, •— wijders de brekzien, waarin
koolzure kalk het verbindingsraiddel vormt; zie bladzijde 199 en
volgenden.
Welligt zijn vele der kleinere kalkbanken , lielzlj geheel of gedeeltelijk,
baren oorsprong verscbuldigd aan bet bezinksel van
brennen (traverlinformalien).
Zeven der opgetelde kalkbanken, namelijk, n^. 11, 20, 52,
37, 39, 45 en 46, doch het schoonst en kolossaalst van allende
G.-Sewoe hij Jogjakerta (n°. 45), kenmerken zieh door de hoogst
zonderlinge gestalte, waarin zieh bare oppervlakte aan bet oog
voordoet, welke tot op het derde gedeelte van de gansche dikte
der bank in duizenden van ronde heiivelen is afgezonderd, die in
vorm menigwerf volkomen op elkander gelijken. De vorming
dezer heuvelen is mij onverklaarbaar, len zij ik mag aannemen,
dat zij door polypensoorten zijn gebouwd, tot wier eigenaardigheid
het behoort, zieh bij hunnen bouw op dergelijke wljze in
hoopen te vereenigen.
Er wordt onder al deze kalkrotsen ter naauwernood eene enkele
gevonden, die iiiet.op vele plaatsen in äderen, nesten of drusenruiraten,
ter zijde van spleten en kloven , eene groote hoeveelheid
kalkspaath bevat. Dit gesteente komt deels voor in kristallinische,
vaste massa's, deels in geheel gevormde, doorschijnende kristallen
met dubbele straalbreking (zoogenaamden diibbelspaatb), welke nu
eens de grootte bebben van eene lijn, dan van 1 duim, zeldenvan
2 duim, en in de verschillende oorden des eilands of van dezelfde
kalkbank in zeer verschillende kristalvormen worden aangetroffen.
Het aantal dezer vormen is groot.
Alle kalkrotsen, welke aan den in\loed van lucht en regen zijn
blootgesteld, zijn vol holligheden en gaten aan hare oppervlakte,
zoodat deze er als het wai'e gekroesd uitziet, uitboofde tnsschen de
groeven en gaten duizenden van kleine, wonderlijk gevormde takken
335
en spilsen oprijzen. Dit is een bewi js, dat deze steensoort aan zijne
oppervlakte zeer ligt, doch niet overal in gelijke mate oplosbaar
i s , welke eigenscbap geen ander gesteente in dier voege bezit. ~
In alle kalkbanken is eene menigte groote en kleine holen van
allerlei vormen , die vooral worden aangetroffen in de rigting der
scheidingsvlakken, en dikwerf tot onderaardsche bedding strekken
van heken. Zij komen in dit opzigt overeen met de kalkgebergten
in Karinthie, Illyrie en Griekenland, hoewel deze tot eene veel
vroegere formatie behooren. In geen enkelen der holen opheteiland
Java worden sparen van beenderen of beenderenbrekeien aangetroffen.
De aarde, welke de hodem er van bevat, is bruin van kleur en
los; zij komt gewoonlijk slechts in eene dnnne laag voor en is
door de spleten in het geweif der rots met het doorsijpelende regenwater
er in gedrongen, of met het water van beken, welke door de
holen stroomen , er ingevoerd, en dikwerf vermengd met de uitwerpselen
van vledermuizen, die zieh aan het geweif ophouden.
De kruin van bijna alle kalkbanken is met struiken, somtljds met
het weelderigst groeijende woudgehoomte bedekt. Hieruit mag
de gevolgtrekking worden opgemaakt: lo. dat op Java in voormaligen
tijd, gelljk ook heden het geval is, geene roofdieren
leefden, die zieh in holen ophielden; 2o. dat sedert de opheffing
der kalkbanken geene groote, algemeene overstroomingen op Java
hebben plaats gegrepen, waardoor diluviaal-slijk, met of zonder
overblijfselen van beenderen, op den hodem der holen kon komen;
honderden van deze holen zijn uilerst gunstig gelegen om , bij
gelegenheid van overstroomingen, met modder gevuld te geraken.
Onder deze Javasche kalkbanken worden er gevonden,- die eene
dikte hebben van ßÜO voet en eene uitgestrektheid, welke bij de
grootsten 8 geographische mijlen bedraagt; bij het meerendeel is
de steensoort zeer hard , digt en gelijkvormig; geen tertiair gebergte
van Europa bezit dergelijke kalkbanken, die, befelve met nog
ouderen, slechts met den Jura-kalk kunnen vergeleken worden. Nietlegenstaande
dat is het eene eigenscbap van al deze kalkbanken
op Java, zonder onderscheid, dat er nimmer eene andere dekkenda
laag op gevonden wordl, maar dat zij sieeds het bovenste, jongsl
„1
m;
i
f Sl
' I
f
K
ini
u
fr,
[ im
I 'S-
.L
f