
I- F 1
m
I s ' 1
Ins aiitiquus lieeft bestemd en dat in du gebei-gteu, van Tjidamar
voorkomt, — verder met een Vermetus, welken ik siechLs
levend heb aangetroffen aan de zuider kust, doch deze is veel
kleiner en spiraalvormig gekronkeld. Van veelhokkige schelpen
(M. cephalopoda), welke doorbrokene scheidings-wanden
(tnssclienschotten), namelijk, eene sipho hebben, hiervan wordt
op Java slechts een enkel fossiel voorbeeld aangetroffen, namelijk
, de Nantikis n°. 19 en slechts één levend voorbeeld: de kleine
Spinila PeroniiLm., welke door de Soendanezen, Toeroetoes d. i.
hoorn, wordt geheeten; deze soort wordt in groote menigte aan
de zuider kust van de Preanger-Regentschappenaangetroffen.
L. Het middengedeelte van Tjidamar. In deze strekenbestaat
het gebergte, dat in de rigting van het noorden oprijst en door
de ontzaggelijk groote^kloven der tji Damar, tji Tawon en van
andere beken wordt doorsneden, afwisselend uit lagen ,van
tlion, mergel en weeke of barde zandsteensoorten, welke bijna
allen eene helder grijze kleur hebben: L. n". 765—770; tevens
zijn zij allen, en wel voornamelijk L. n«. 768 en 769, zeer rijk
aan petrefacten. Zoowel de gebergte-massa's, die tusschen de
beide volgendo plaatsen: Sindangbaran en Tjitawon zijn gelegen,
als die, welke zieh van de eerstgenoemde plaats naar het
oosten uitstrekken en van de zuider kust af in de rigting van
liet noorden hooger rijzen, bestaan allen uit gelijke of met de
opgenoemden overeenkomende gesteente-lagen. Noordwaarts
van het dorp Tjitawon, en wel voornamelijk ten westen van
de beek van gelijken naàm, zijn de volgende soorten uitgegraven:
Cancer (cane.) 4. Cancer 2. Leucosia 6, a. Leucosia 7, c.
Baianus 11, f: vastgehecht op een Trochus aggiutinans en n^
11, g: eene zeer groote varieteit. Serpula 15, b: overeenkomende
met de dentifera Lm. Conus 45. Oliva 46, b. Oliva 58. Buccinum
95. Dolium 96: groote soort. Dolium 97, h. Doliurn 98, Dolium
102, b. Dolitun 107. Harpa I I I , b. Harpa 112, b. Turritella
180. Trochus aggiutinans Desh. 188, d. Trochus 190, b. Troclius
192, a. Trochus monilifer Desh. 194, b. Magilus antiquus Lm.
200. Bulla 225, b. Nog niet bestemde Uni vai ven 266. Corbula 280 :
1) Ook deze en andere levende soorten heb ik verzanield , ten einde dezelven met
de fossilen te vergelijken; zij zijn allen gedeponeerd in lief Museum to Leiden.
109
met boorgaten in de schelp. Lucina 290, a. Lucina 295, b. Cytherea
311. Venus 315, d. Veniis 316, c. Cardivim 330, c. Cardium
339. Cardium 354, a. Mytilus? 387. Pecten 395. Pecten
399, b. Osti-ea 410, d: in kalkachtigen zandsteen. Cidarites 428.
Clypeaster grandiflorus Lm. 432, a. Clypeaster 433. Laganum
434. Scutella 457. Amblypygus 438. Spatangus 439. Spatangus
442, a. Spatangus 444. Spatangus 445. Spatangus 447. Spatangus
448, b. Spatangus 449. Spatangus 450. Spatangus 452,
b. Tui'binolia 455, a: overeenkomende met de complanata
Goldf. Turbinolia 457, b.
M. Het oostelijke gedeelte van Tjidamar. Aan de westelijke
zijde van de Tjingoemboet, welke zich in de tji Lajoe uitstort,
tusschen de dorpen Tjitawon en Tjiringin, komt een blaauwachtige,
ligt verwrijfbare kalk-zandsteen voor, welke, ten gevolge
van verweei'ing, eene geelachtige kleur heeft verkregen;
deze steensoort is voi schaaldieren:
Balanus 10, c. Buccinum 91, c.: met vele andere schelpen.
Cytherea 312, b. Conglomeraten van Bivalven, voornamelijk
van Ostrea 418.
W. In de banken van witkleurigen, hai'den kalksteen, welke
aan de grenzen van Radjamandala, de buitenste rij der westelijke
bergkttenen van Bandong vormen'en die in den catalogus
der geologische verzameling voorkomen onder L. n®.
840—863, b. v. in de omstreken van het poststation Tjisitoe:
L. n°. 856—863, worden afdrukken gevonden van Conchylièn
en koralen, die men echter, uithoofde van de hardheid van
het gesteente, slechts in gering getal gaaf en in een bestembaren
toestand kan bekomen. In dezen zeerharden, menigwerf
geheel en al spaathachtigen kalk, van Tjisitoe tot aan Batoegédé,
in de zone van 2,000 à 2,500 voet, komen voor: Turritella
183. Trochus mitratus Desh. 185, b. Nog niet bestemde Univalven
256. Pecten 592, b. Pecten 594. Conglomeraten van Bivalven,
voornamelijk Cardium 421. Calamopora 467, b. Favosites
470. Favosites alveolata Goldf. 471. Favosites 472. Nog niet
bestemde koralen 494 en 495.
O. Het zuidv^Tstelijke gedeelte van het 2,100 voet hooge plateau
van Bandong, namelijk, liet distrikt Rongga aan de zuidelijke
zijde der Tjitaroem-kloof, tusschen den eersten waterval