
i J
ij;-
tJmi'
II Sii:
f ii
I I
¡..B!
o-crigl,, /oo sLroonil, ;ian clo aiulm; zijtle derzel ve cciic Iwo'wlc
hooiilbcek iiaar liei iioordoosteii: liet begiti van de kali Solo.
ZESDE VORM.
Bij deze wijze van ligging rijzen de lagen allengs naar ééne zijde
opwaarts eu wel zóó zaclit, dat de verlieffiug slechts op verre
van elkander verwijderde punten bemerlibaar is; de landvorm
is eenc eentoonigc viakte, welker zaclite glooijing zicb ternaauwernood
laat bespenren; maar deze viakte wordt doorsneden
door breede, scherp begrensde erosie-dalen, wicr horizontale bodem
eene iweede viakte heneden de eerstgenoemdo hooger gelegene vlaktc
vormt. Dergelijke dalen, tvisschen plateau-vormige boogten, worden
gevonden in de middenste streken van Tjidamar. Aldaar
verbrft zieh de bodem, van de kust af, in de rigting van bet
noordwesten en gaat bij eindelijk over in den ßrengbreng. In
de rigting van bet noorden en noovdoosten daarentegen, meer
landwaartsin danbet boofddorp Sindangbaran, blijft de bodem,
tot op een afstand van 5 à 10 palen van daar, eiFen, rijst
slecbts van lieverlede opwaarts en vormt vlakten, welke ter
boogte van 2, 3 à 500 voet boven den spiegel der zee zijn gelegen;
deze vlakten zonden zeer eentoonig zijn, werden zij niet
door diepe, b r e e d e en zonderling ironkelende dalkloven doorsneden.
Door dergebjke dalen stroomen de t j i Sadea en andere
daarin uitwaterende beken, als de tji Pandjoesoepan, de tji
Rantji, enz. Beneden in deze dalen ATindt men scboone, efiene
1 à 2,000 voet breede vlakten, welke den bodem van bet dal
vormen en veelal volkomen borizontaal zijn; zij zijn met eene
frisscbe grasvegetatie bedekt, welke, bij wijze van een park,
door enkele vers1;rooid staande of groepsgewijs groeijende boomen
is bescbaduwd. Door dezen vlakken dalbodem kronkelt zicli
de beek in dier voege, dat zij, telkens drieboeken besebrijvende,
n u eens den regter-, dan weder den linkerwand bespoelt en
tusscben de beide uiterste piinten, alwaar zij zicb onder een
regten boek omwendt, steeds in de rigting der diagonaal voortstroomt
en bijgevolg in zigzag door bet dalvloeit; boven deze
dalen ziet men — mijlen ver — even zoo vlakke plateau-acbtige
Ö3
niiniten, weJkc iiisgcilijks met gras bogroeid en door vcrslrooid
staande boomen en booingroepen, benevens kleine Ijosclijes
zijn bescbaduwd; en tusschen beiden wordt een loodregte, 200
a 400 voet booge, zoowel boven aan den rand als beneden
aan den voet seberp begrensde Avand aangetrofFen, een muur,
welke van de bovenste viakte eensklaps, met een enkelen
sprong, naar de verscbeidene bonderde voelen lager liggende
viakte afdaalt. De gesteente-lagen, welke aan deze wanden
zig tbaar worden, bestaan b oofdzakelij k uit de ligt verwrij fba re,
eene grootc lioeveelbeid petrefacten bezittende kalkzandsteen:
L. n». 760, 761. Over eene uitgestrektbeid van veie mijlen kronkelen
deze vlakke dalbodems zicb tusscben 2 ä 400 voet booger
gelegene landplatten been; zij maken de vreemdsoortigste wendingen,
zoodat men n u eens twee kloven in baren bogtigen loop
ZOO nabij elkander ziet naderen, dat slecbts een smalle kam
van land tusscben dezelvenpverig blijft, terwijl zij zicb op andere
plaatsen weder mijlen ver van elkander verwijderen. In
vereeniging met de vele nevendalen, welke er in uitloopen,
vormen zij een waar labirint van vlakke, met elkander zaamverbondene
dalbodems; uitboofde zij zicb allerwege gelijk van
breedte en met scberpe grenzen voortzetten, sebijnen zij figuren
te zijn, welke uit bet vlakke land zijn uitgesneden geworden.
Gedurende bet natte jaargetijde, wanneer, na aanboudenden
regen, bandjers uit bet booggebergte met donderend geweld
naar beneden störten, is de bodem dezer dalen in zijne ganscbe
breedte bedekt met water, met vlietend water, dat den voet der
zijwanden bespoelt en gedeelten daarvan afknaagt, waardoor
de daarop rüstende lagen instorten, de kloven breeder worden,
de bodem eene meer en meer efFene gedaante verkrijgt en bij
steeds booger met alluviaal-massa's wordt bedekt; deze massa's
bestaan uit niets anders dan uit de minerale zelfstandigbeden
van dit zelfde tertiaire gebergte, welke op nieuw verplaatst en
vermengd zijn geworden met vulkaniscbe rolsteenen en met de ^
puinbrokken van de verbrijzelde tertiaire zeescbelpen.
In de booger liggende, noordelijke gedeelten des lands verliest
de bod em dezer kloven zijnen vlakken vorm. In die Streek, alwaar
de dorpen Rawa kondang en Kaiapa noenggal, bet eerste
aan de regter- of westelijke zijde, bet andere aan de linker-of
I a