
lilg i !
258
iiieklc kolenvlottcn van n«. vijf tot n«. elf, — al deze lagen
staan meer of min op den top, loodregt, — eii op deze volgen,
aan de noordelijke zijde van liet dal, fijnere zandsteen- en
mergel-soorten en eindelijk kalksieen. De laatste steensoort
wordt gevonden op den bovensten rand, wanneer men de noordelijke'(
reg ter-) lielling van het tji Rarang-dal heeft beklommen.
Deze kalksteen, welke met koralen en vevsteende zeesclielpen
is gevuld: L. n». 465, is zeer duidelijk in lagen afgedeeld,
welke van bet westen naar bet oosten zijn gerigt en onder een
boek van GO a 65 graden naar het noorden bellen, lloewel
deze kalkbank niet volkomen loodregt Staat, zoo bezit zij tocb
alle kenteekenen, die tot bet besluit mögen leiden, dat zij bet
bovenste, jongste lid is dezer kolenbevattende formatie, welke
gebeel en al'uit baar verband is gerukt, ja, in de meeste
streken bet onderste boven is gekeerd. Zij vormt de bovenste
belft der tusscbenketen, welke bet tji Karang-dal en dat der
tji Lantean vaneenscheidt, en waaraan de naam van goenoeng
Tanggil of ook g. Karang wordt gegeven." Noordwaarts
A an deze keten stroomt de laatstgenoemde beek en aldaar worden
op niemv en insgelijks loodregt staande zandsteeia- en thonlagen
gevonden; tusseben deze lagen is bet, dat in de bedding
der beek de kolenvlotten van n". een tot n». vier ontbloot
zijn? Het scbijnt derhalve, dat het gansehe laagsgewijs gevormde
geborgte te dezer plaatse in verscheidene stukken ot
schotsen gebroken is, die nevens elkander zijn opgerigt geworden,
in dier voege dat bet bovenste lid, de kalksteen, tbans
aan de binnenwaarts gekeerde of noordelijke zijde is geplaatst
geraakt. Indien ziilks werkelijk het geval is, dan moet andermaal
kalksteen worden aangetroiFen, wanneer men zijn weg,
ten noorden van de tji Lantean, in eene noordelijke rigting
verder voortzet over de nevenketenen of idbben, welke aan
de oostelijke zijde van bet tji Siki-dal afwaarts dalen.
In zeer vele zandsteenlagen van die streken, waardoor de
t j i Patat, Gompol, Karang, Lantean en andere beken stroomen,
worden fragmenten aangetroiFen van verkiezelde boomstammen,
welke in de lagen ingebakken voorkomen en tlians,
door de werking van bet waler gedeeltelijk er utlgespoeld,
opde beddingen der versebillende beken verstrooid bggen.
259
Hoven ( in de dekkende vanj bet twaalfde vlot, in de nabijbeid
der tji Karang, werd de verkiezelde booinslam: L. n". 300*,
gevonden, welke omringd is met eene korst van pikkool, die
innig met den hoornsteen is zaämgebakken. Zle hieromtrenl
het voorafgaande 7<ie hoofdstuk, bladz. 235 tot 245. Maar bovendien
worden in de beddingen der beken zeer vele hoornsteenblokken
gevonden, waarin geene boutstructuur meer te onderscheiden
is; zij zijn uit de lagen losgespoeld en bestaan
uit eene digte, van buiten geelbruine, van binnen zwartkleurige
kiesel-massa: L. n". 481, 487, 488. — Aan de mondingen
der nevenbeken, bij voorbeeld, aan de monding der
t j i Karang, waardoor zij zieh in de boofdbeek Siki werpt, liggen
puinbrokken en rolsteenen van al deze versebillende
steensoorten, benevens kalkstukken, die een grooten rijkdom
aan peti-efaeten bezitten en van den g. Tanggil afkomstig
zijn, in een bonten mengelmoes dooreen. De zandsteenstukken,
welke aldaar vermengd voorkomen tusseben de kalksteenbrokken:
L, n». 477, bruisen op, wanneer zij met zuren
worden behandeld, hetgeen niet het geval is met die, welke
zieh nog op hunne oorspronkelijke ligplaats bevinden.
ßegeeft men zieh verderop in bet tji Siki-dal, verwijdert
men zieh in eene noordelijke rigting van deze in de nabijbeid
der kust gelegene bergachtige streken, welke wij hierboven
bebben besehreven, dan treft men meer fijnkorrehge, weeke
zandsteensoorten aan dan vroeger het geval was; met zuren behandeld
wordende: L. n». 478,479, a, 480, bruisen zij op, en bevatten
daarenboven overblijfselen van zeesehelpdieren, doch
nergens v indtmennog eenig spoor van een kolenvlot. Deze worden
slechts in die streken aangetroiFen, w a a r de grofkorrelige, kwartsaehtige,
geene petrefaetenbevattendezandsteenen voorkomen.
Gene kalkhoudende, weeke zandsteenen wisselen slechts ai
met grijze thon-lagen, waar tusseben hier en daar nog eene
enkele zwartkleurige, bitumineuse thon-laag: L. n». 479, b,
ja, somtijds op enkele plaatsen nog een afzonderlijk, laagvormig
nest van gemeene, biaderige bruinkolen: L. n". 507,
gevonden wordt, waarvan de bast nog zeer duidelijk van de
houtacbtige zelfstandigheid kan onderscbeiden wordcjj; vele
van de tbon-lagen bevatten eene groote mcnigte Icerlingvor-
J' I
- i I '
i t • '
ir /
•t'