
I m ¿a,
:
ih tf
84
aan de boveiizijde vlakke gedeelten der formatie daarentegen,
welke eene aanmerkeltjke iiitgebreidheid bezitten, worden zeiden
aangetroiFen. Tot deze laatste soort behoort dat gedeelte
van den vlakken bodem van liet tji Djolang-dal, waarin de dorpen
Bandar dengdeng, Tjigintoeng, Tjoeroeken anderen gelegen
zijn. Zie vroeger hooidstuk 3, bladz. 41 en lioofdstuk 4,
bl^dz. 73, enz.
TWAALFDE VORM.
Het gebergte is omgekanteld, de lagen staan loodregt of altbans
bijna loodregt, de koppen verbeffen zieb groepsgewijs
nevens elkander tot verscliillende boogte en de landvorm bestaat
iiit verscbeidene, e v e n w i j d i g nevens elkander oprijzen de
smalle, steile bergkammen, welke door enge, slecbts in eene
geringe mate ontwikkelde dalen, van elkander worden gescbeiden
en die menigwerf afgebroken zijn en zieh alsdan
in de gedaante van torens verbefFen. Deze dalen of kloven
tusscben de steile kämmen, namelijk, tusscben de loodregte
stukken der formatie, zijn gewoonbjk ontstaan ten gevolgevan
erosie. Slecbts een enkel, doch uitstekend voorbeeld van deze
merkwaardige wijze van li^ging is mij voorgekomen, namelijk,
de bergwal, welke het plateau van Bandong aan de westelijke
zijde begrenst en hetzelve van de 1,200 voet dieper liggende
vlakte van Radjamandala Scheidt, i) Aan de eene zijde, namelijk,
in het oost-noordoosten, verbindt dit gebergte zieh door
eenen wrong-vormigen tusschen-zadel met den voet van den
vulkanischen berg Boerangrang, terwijl het aan den anderen
kant, d. i. in het ziiidwesten, in den noordelijken Djampangwandovergaat,
waarvan wij reeds op bladz. 58 hebben gesproken,
en derhalve als de voortzetting van deze noordelijkste verbeilings
lijn der Preanger-Regentschappen mag beschouwd
•) Het tegenwoordige verschil in het niveau tnsschen de vlakten van Bandong en
Radjamandala is ten deele door eene zoetwater-formatie daargesteld, welke het bekken
van Bandong vervult, het\^'elk vroeger niet veel hooger kan geweest zijn dan
de vlakte van Radjamandala.
85
worden. Verscheidene, somtijds drie of vier evenwijdige ketenen
worden alliier nevens elkander gevonden. Ter plaatse waar
de hoofdbeek tji Taroem zieh dwars door de grensketen eene
kloof heeft heengebroken, die geene geringere diepte heeft dan
1,663 voet, ten einde zieh een uitweg te banen uit het plateau
van Bandong naar de zijde van Radjamandala, worden in het
benedenste gedeelte, nabij de bedding van deze kloof de zandstcenlagen:
L. n". 834—839, perpendiculair nevens elkander gerigt,
aangetrofien,hiervan gangen van dioriet:L. n". 814—817,
eiders van gangen van basalt en dergelijke eruptie-gesteenten ;
L. n®. 821, 822 doortrokken en ten deele op eene hoogst merkwaardige
wijze veranderd. Uithoofde de basalt-gangen in platten
afgezonderd en loodregt tusscben neptunische lagen gerigt
zijn, welke insgelijks loodregt staan, zoo doen zij zieh schijnbaar
voor als deelen van het neptunische gebergte. Want vele
neptunische lagen hebben eene gelijke dikte alsdebasalt-lagen,
namelijk, afwisselend van 1 duim tot 1 voet, zij hebben zulk eene
verandering ondergaan, en zijn zoo hard en kristallinisch geworden:
L. n". 824 a—g, dat men dezelven ter naauwernood
kan onderscheiden van de werkelijke basalt- en phonolith-platten:
L. n®. 820—823, wegens de groote overeenkomst, welke
uiterlijk tusschen haar bestaat.
Het laagste gedeelte des bodems van de tji Taroem-kloof,
tussehen de beide hoeken van het doorbrokene zandsteengebergte:
goenoeng Lanang, aan den linkerkant of ten westen,
en goenoeng Tjisampan, aan de regter- of oostelijke zijde,
wordt Sangjang heloet geheeten. Alhier stroomt de aanzienlijke
rivier, die weldra bevaarbaar wordt, door eene rotsengte,
welke niet breeder is dan 10 voet, doch waarschijnlijk eene
groote diepte heeft. Aan de zijwanden dezer schrikbarend
Woeste en diepe kloof ishet, dat de schoonste ontblootingen
worden gevonden van het gebergte, betwelk grootendeels uit
zandsteen bestaat en de bergkammen vormt, welke zieh ter
regterzijde der kloof verder naar het noordoosten, in de rigting
van den Boerangrang uitstrekken. Zij doen zieh uit dezen
hoofde aan hunne oppervlakte voor als afgezonderde stukken,
dewijl erosie-dalen tusschen dezelven zijn uitgespoeld, wier
ontstaan misschien werd bevorderd door oorspronkelijke scheull'H