
\m k
r
M iifel
528
centraalvlakLen des eilands, waardoor twee hoofdbeken van het
westen naar het oosten stroomen; deze zijn de Kali-Solo en
verder oostwaarts de Kali-Brantës. Te rekenen van het punt,
waar de laatste zieh naar het ooslen wendt, stroomt zij längs
de zuidelijke zijde van eene breede hergstrook, die haar van
de Kali-Solo scheidt. De gansche streek, welke binnen genoemde
grenzen ten noorden van de beide rivieren is gelegen, — met
iiitzondering van eenige alluviale dalgronden en der vulkanische
bergen G.-Moerio, Pandan en? Lasern, — bestaat lüt deelen van
het tertiaire gebergte, die of hunne oorspronkelijke horizontale
ligwijze onveranderd behenden of daarin slechts geringe verandering
ondergaan hebben en opgeheven zijn gevs^orden. In geen
ander gedeelte van Java worden platte, bijna horizontaal liggende
deelen van het laagsgewijs gevormde gebergte gevonden, die zulk
eene uitgebreidheid hebben als hier in deze landstreek, die van
den G.-Merbaboe in eene oostelijke rigting toî, aan Soerabaja
reikt, maar die tevens mag geacht worden te behooren tot die
gronden van het eiland, welke zieh kenmerken door groote dorheid
en gebrek aan water. Weeke, kalkachtige zandsteen-, benevens
helderkleurige mergel- en kleilagen vormen de basis, waarop verbazend
dikke en uilgestrekte kalkhanken in grooten getale voorkomen,
die eene menigte holen bevatten, aan hare zijden gewoonlijk
met loodregte wanden afdalen, terwijl daarentegen baren schedel
plat en met woudgeboorate is bedekt. Ik heb ze niet allen afzonderlijk
onderzocht. — Het hier boven bedoelde horizontale gedeelte
der tertiaire formatie ligt derhalve ten noorden der hooge Vulkanen,
ten zuiden waarvan de vroeger vermelde gebergten (no.45—
47) zieh uitstrekken; deze laatsten echter hebben niet eene horizontale
ligwijze, maar rijzen van de zuider kust in eene noordelijke
rigting opwaarts tot aan een hoogsten rand, welke aan den
zuidelijken voet der vulkanen de grens vormt tusschen het neptunische
en het vulkanische gebied.
4 0 . Kalkbank G.-Medangan nabij Poeger. Aan de noordzijde
van het smalle, oostelijke gedeelte van Java worden overlet
algemeen noch kalk-, noch andere neptunische bergen gevonden, want
strikt genomen is zulks het eiland Madoera, dat hier den neptuni-
)29
sehen zoom vöör de vulkanen vormt, hoewel het thans nog door
een zeearm — door de zee van Madoera — van de noorder kust
van Java gescheiden is. Aan de zuider kust echter zet zieh het
neptunische gebergle, dat aan den voet des G.-Semeroe afgebroken
is, op nieuw voort; het verheft zieh aan den linkeroever
der K.-Gradji, ten oosten van Poeger als eene kalkbank, waaraan
aldaar de benaming is gegeven van G.-Medangan. (Zie Ilde afdeeling,
bladzijde 881.) Hoe ver zij zieh naar het ooslen uitstrekt,
is niet bekend. (Besoeki, Bondowoso, Poeger.)
5©. Waarschijnlijk bevinden zieh in het neptunische gebergte,
dat van Poeger in eene oostelijke rigting tot aan den G.-Proa
reikt, nog verscheidene kalkbanken, die met steile wanden naar
de zuider kust afdalen. De oostelijkste dezer kalkbergen is de
G.-Ikan, die aan de oostkust van Java ten zuiden van Banjoewangi
oprijst.
W a t e r h o u d e n d e , zwavelzure kalk (gips) komt opJavazoo
melden voor, dat ik dit gesteente slechts op twee plaatsen heb aangetrolfen.
— lo. Bigte gipsrots, vast van massa, hier sneeuwwit en
kleurafgevend of witachlig, eenigzins geaderd, eiders bruinachtig
okergeel, met lichtere äderen: L. n«. 1083—1085, komt voor aan
den oever der Tji-Goegoer, in banken aan den oostelijken voet
van den vulkanischen berg G.-Singkoep. Zie lOd« hoofdstuk, n".
42. (Preanger, Soekapoera, Prigi.) — 2». Krislallinische gips,
gipsspaath (biaderige gips) in rhombische stukken, ter breedte
van 1 en ter lengte van 2 duim, welke zieh even als glimmer in
dünne, doorschijnende blaadjes laat splijten, vermengd in eene
bruinachtig gele kleiaarde, wordt gevonden aan den regteroever'
der Tji-Sangaroeng, beneden Desa-Loeragoeng, tegenover de monding
der beek Tji-Pitjoeng. (Tjeribon, Koeningan, Loeragoeng.)
Hoewel het als zeer waarschijnlijk mag worden beschouwd,
dat vele der opgenoemde kalksteenen vermengd zijn met eene aanzienlijke
hoeveelheid koolzure talkaarde, hetgeen echter alleen door
eene scheikundige analyse kan wordenaangetoond,wordt eigenlijke
d o l o m i e t nergens op Java aangetroffen. Scheikundige analysen
hebben bewezen, dat eenige kalksteenen eene geringe en onbepaalde
hoeveelheid koolzure strontianaarde bevatten.
Il>f.