
Mli
80
¡laugetroiU'n, welke ik, vau hei, ot)sl,eu iiiiar licl wesUüi voorlgaamle,
hier uader/al.besclirijveii.
a. In (h< iiahijhtnd van de gi'oole riA'iei- Serajoe, aaii den /nidoostehjkeuTortvaTi
h(>l ,/rjtdaliap-gel)(U'!>;te,'Vlif^^ dorp KcYürig,
aan den oever eener beek vau gcihjketi uaaui, op (len f^eriugeu
afstattd A au de plaats, waar tU'ze uil; e(;ji(; kloofvau hei; gel)ergle
is te voovsehiju get re(h'U, oiu zieh vvehh-a iu de Serajoc! I,e sl:orteu.
DeTi loop de/er heek in eene noordwesfehjko rigting bcü'gopwaarts
volgende, Lereiktnien ougevcercen lialf uur laterhel.
dorp Sawaixgaxi, dat ter linkcrzijdo dczer klooCis g(3legen. Jieueden
dit dorp is doplaats, alwaar, in de hedding der kali Keling,
het gesteente eCnige duizend voet ver onthloot is, en de
hypogene grondslaag, waarop het nepiunisclie gehergte rust,
zieh dnidehjk aan het oog voordoet.
De laatstgenoemde forniatie bestaat ni t iijne (verharde) thonen
zandsteenlagen, en vormt , ter plaatse waar de koppen dwars
zijn afgehroken, den steilen regteroever der heek, welke ongeveer
eene hoogte van 50 voet hereikt. De lagen zijn van het oost ten
zniden naar het west ten noorden gerigt en dalen, met een hoek
van 20", naar het zuid ten westen. Onder dezelve wordt een
bazaltachtig traehiet-gesteente gevonden, hetwelk, naar de linkerzijde
onder een gelyken hoek oprijzende, eene zaeht glooijende
vlakte vormt, die slechts door eenige regthoekig loopende
spleten en reten doorsneden is; deze reten en spleten worden
allengs enger, naarmate zij dieper in het gesteente indringen.
Het is in platten of hanken ter dikte van ä 5 voetafgezonderd,
waarvan de hovenste lagen van den linkeroever, die met
gehoomte zijn hegroeid (derhalve ontdaan zijn van het voormalig
daarop rüstend neptiinische hedeksel), weder op nieuw in
enkelemeer of min kubieke stukken zijn afgedeeld door spleten,
welke elkander onder regte hoeken kruisen. Een aantal der buitenste
stukken, die het naast aan den rand zijn gelegen, zijn van
de andere losgeraakt en liggen thans afzonderlijk; de overige
stukken sluiten vast aan elkander. Dat diezelfde bijna teerlingvomiige
afzondering insgelijks in het binnenste gedeelte dezer
banken aanwezig is, wordt aangeduid door de straks reeds vermelde
reten, welke alleen de gelijkmatig zachteglooijing van
het rotsplat afbreken. Het gesteente bestaat uit een heldergrijzeii,
digl(!ii of altiiaiis zeer iijn korreligeri, l)azallaeht)gen araan-
(h:lst(!eri, •— e('nelava-soort, •—• waarin slecfiLs afzoiiderlijk
en v(!rsLrooid liggende kristallefi van glasaelitigen veJdspaatii
(z()iuh;r dat andere besl,andde(;leri zigtbaar zijn) worden aangetroliini,
benevens bolvorrnige of onregelmatige blaasruimtf-r)
di(! de gedaaiite van spleten Jiebben), welke deels met kalk-
.spaatb, deels met een zeoliliseb mineraal zijn opgevuld.
Do spleten, welke de banken van boven naar beneden doorloopen,
ten gevolge waarvan de teerlingvormige afzondering is
ontstaan, snijden de selieidings-vlakken onder regte hoeken. De
neptunische lagen liebben eene (jeltjkvorrnige ligging op de lavabank.
Uit deze feiten mag het volgende besluit worden opgem
aak tri" de 1 ava werd, gelijk ik bereids op eene andere plaats met
enkele Avoorden heb veiTneld (zie aideeling, bladz. 1122)
onder water over eene horizontale vlakte iritgestort en bekoelde
tijdens zij in deze rigtinglag, (dewijl debenedenste thon-lagen
wel een aanmerkelijken graad van hardheid hebben verkregen,
doch overigens geheel en al onveranderd zijn, zoo moet de lava,
tijdens de thon-laag afgezet werd, reeds bekoeld zijn geweest);
2® op deze horizontale liggende bank zetteden zieh nederplofselen
nit de zee af en deze vormden de thans alhier aanwezig
zijnde groep van neptnnische steenlagen, welker dikte, boven
de lava-bank, te dezer plaatse slechts eenige honderd voet bedraagt;
3° nadat deze lagen waren gevormd geworden, werd
het gansehe gehergte, — de lava-bank, benevens de neptnnische
lagen, — ten gevolge van dezp of gene oorzaak, welke ons onbekend
is, uit zijne horizontale rigting gebragt en onder een hoek
van 20" naar het noord ten oosten opgedreven.
Tot staving van het door ons beAveerde, trekken wij er thans
alleen dit bewijs uit: dat de neptunische lagen, welke «a het
uitvloeijen dezer lava werden afgezet en die op dezelve rüsten,
200 voet dik zijn; want, daar in de beek, beneden de hier bedoelde
plaats, nog diepere insnijdingen in het neptimiscli gehergte
zijn gevormd, echter geene lava-bank meer wordt waargenomen,
maar alleen neptnnische lagen, zoo volgt hieruit ten
duidelijkste: dat de lava-stroom op neptunische grondlagen is
uitgestort geworden, op een bereids voorhanden zijnde neptuniseh
gehergte, welks dikte beneden deze bank welligt 10