
H^ili
I . 1 -1' i'
86
ren, oiitstaan ten gevolge yan liet uiteen splijteii van het gebergte
tijdens zijne oplieffmg; cleze jiikken en de verschillende gedeelten
derzelven zijnbij de inlanders bekend onder de namen van:
goenoengLanang, g. Tjisampan, g. Panindjoean, g. Kasor, g. Péti
en anderen. Op den bodem der Idoof: Sangjang béloet heb ben de
zandsteenlagen eene dikte van 3 à 5 voet; zij staan niet volkomen
loodregt, inaar zijn onder een lioek van 75 à 80° opgelieven geworden
en bezitten eene zeer groote mate van bardlieid. Zij zijn
aldaar van liet west ten noorden naar iiet oost ten zuiden
gerigt, en dalen naar liet zuid ten westen. Uitboofde weekere
lagen ter diepte van 3 à 5 voet, tusschen de bardere zandsteenlagen
zijn uitgespoeld geworden, zoo steken deze laatstenmet
bare scberpe kanten,'aan den wand, even zoo ver vooruit
en bebben zij opdie wijzeveelovereenkomst met folianten, die
op eene boekenplank nevens elkander staan, maar afwisselend
vóór- en aebterwaarts springen; vergelijk J. III. Figimr 14. Op
ééne plaats naderen de scberp iiitstekende kanten der lagen
elkander tot op 10 voet en door deze engte stortzicb de gansche
zoo aanzienlijke watermassa der tji Taroem, welke beneden deze
rotspoort al scliuimend tegen een gladden wand aanbruist,
die insgelijks nit steil opgerigte zandsteenlagen bestaat. De
puinboopen van een bergval bebben op zekere plaats aan den
wand eene belling gevormd, waarover men naar beneden tot
in de nabijbeid van den spattenden stroom kan afklauteren,
welke nergens door een oever yan de steile, of volkomen loodregt
oprijzende wanden word t gescbeiden. Deze belling bestond
uit scbotsen van gebrokene zandsteenlagen, waaruit zicb bier
en daar nog eenige stompen van geknakte boomstammen
ter boogte van 10 à 20 voet verbieven, welke met de pninbrokken
te gelijker tijd naar beneden gestört waren. Verdoofd door
bet gebulder van den woedenden stroom, en verviild yan
vrees voor bet ontstaan yan instortingen, deed ik eene barometer
waarneming, nadat ik mijne Instrumenten aan een dier
afgeknotte boom stammen bad opgebangen. Volgensberekeningen
naar deze waarnemingen gemaakt, beeft de kloof te dezer
plaatse de aanmerkelijke diepte van 1,663 voet. De bodem van
Sangjang béloet, de bedding der kloof, ligt, namelijk, 990
voet, bet dorp Tjatjabang, aan den linkerkant der kloof, aail
. • 87
de binnemvaarts gekeerde zijde yan de doorbrokene keten, derlialye
nog in liet lioogland, 2126 yoet, en de lioogste boek van
het doorbrokene gebergte, — de wegpas over den goenoeng
Lanang, welke van het zoo even genoemde dorp naar desa Goewah
yoert, •— 2,653 voet boven het niveaii der zee. Het veryal
der tji Taroem, yan het 2,100 voet hooge plateaii yan Bandong
tot aan deze plaats, bedraagt derlialve 1,110 voet, niettegenstaande
de lijnregte afstand yan de tjoeroek Djömpöng tot hier
slechts op 7 palen kan gerekend worden; dit verval heeft
meerendeels plaats over loodregte trappen: tjoeroek Djömpöng,
t. Lanang, t. Djoekang rawon, t. Alimoen; onder alle wateryallen
yan Java is de tjoeroek Alimoen: de „stiiif- of nevelval"
de grootste; het schijnt echter, dat hij, behalve doormij, nog
nimmer door een Eiiropeer is bezocht geworden.
Geene enkele der dwarskloven, welke ik op Java heb aangetroffen,
mag, wat bare diepte betreft, met de dwarsdoorbraak
door deze Lanang-keten: Sangjang heloet worden vergeleken;
zij is dieper, enger, woester, huiyeringwekkender en wordt door
eene grootere riyier doors troomd dan eenige andere kloof op het
eiland, terwijlmen slechts met gevaarvan zijn leven baren bodem
kan bereiken, wanneermen, iiitgaande van het dorp Tjitjabang,
längs den steilen wand benedenwaarts klimt. Heeft men
eenmaal den diepen bodem der kloof bereikt, is men als het wäre
tot in de ingewanden van het gebergte doorgedrongen, dan
worden het gevaar en de moeite, aan dien togtverbonden, rijkelijk
beloond door de kennis, welke inen nopens het geologisch
zamenstelsel van het gebergte aldaar kan verkrijgen.
Aan de bnitenwaarts gekeerde zijde dezer zandsteenjukken,
naar de zijde der lager gelegene ylakte yaiiRadjamandala,
treft men steile kalkgebergten aan; eenigen rijzen geheel
geisoleerd, sommigen zelfs als pilaren of torens omhoog, gelijk
de goenoeng Mesigit; de nieesten echter, zoo als de g. Noengnang,
Boendoet, Awoe, vormen snialle rotskammen, ter
breedte yan slechts 3 a 400 voet, die izich echter ter lengte
van yerscbeidene palen uitstrekken, en wier wanden, zoowel
de binnen-als de bnitenwaarts gekeerden, loodregt of bijna
loodregt staan. Zij yormen geen onafgebroken geheel, zij worden
lierhaaldelijk door opene ruimten afgebroken, maar zij
äe'